In de ban van IJsland (5): Change of plans (Bakkagerði tot Mýrdalssandur)

Het Oosten van IJsland is minder bekend dan de rest van het land, maar ook hier zou je maandenlang of zelfs jaren kunnen rondzwerven. Wij plannen een trektocht tussen gekleurde bergen, zien vanachter het autoraam de oostkust en eindigen in het zuiden, in de zwarte woestijn die minder duister is dan ze klinkt: Mýrdalssandur.

Lees hier het vorige deel. 

In het wild slapen we altijd het beste. Én er staat een chilldag op het programma. Daar hebben we nood aan na zoveel drukke dagen en ontelbare indrukken. We blijven nog wat hangen op onze kampeerplek en G. probeert verloren brood te bakken. (Of zoals hij ze noemt: arme ridders, vanuit het Duits overgenomen.) Mijn hielen voelen ondanks de rustige dagen als grote blauwe plekken. Meer dan een week na Hornstrandir zijn mijn blaren nog steeds niet genezen. Jannick verzorgt ze dagelijks en ik probeer ze te negeren. Terwijl we brood met confituur eten (de arme ridders kwamen nooit verder dan een zompig hoopje veel te vers brood in de pan) genieten we van de stille ochtend.

Tot in de volgende vallei

Op de camping in Bakkagerði, over de berg en drie kwartier rijden van onze slaapplek, staan eenentwintig verlaten, kapotte tenten. Ghost camping? Het voelt vreemd. We horen van de uitbater dat er vorige week een zware storm was en dat heel wat kampeerders gevlucht zijn, met of zonder spullen. In sommigen zien we zelfs nog matjes en rugzakken liggen. Creepy…Het was de storm waar wij het staartje van kregen in Hornstrandir en waarvan onze tentstok in drie stukken brak. (zie deel 2) Ik ben enorm dankbaar dat wij met de klok mee rond het eiland reizen en niet in de andere richting, dan waren we waarschijnlijk hier geweest. Het doet ons voor de zoveelste keer beseffen hoeveel geluk we hebben met het weer. We zetten het van ons af en wisselen munten voor een hete douche.

Lindarbakki Turf House in Bakkagerði,
Borgarfjörður-Eystri.

Bovenop de campingprijs betalen we vierhonderd kronen (3,2€) voor vier minuten water. Jannick en ik gaan samen in het hokje, haasten ons als gekken en krijgen de slappe lach, maar het lukt! In de verwarmde keuken/eetzaal (een luxe die je maar op sommige campings vindt) doen we met z’n allen de (af)was. Warm ingepakt wandelen we bij avondlicht op de rots van de elfenkoningin, of toch volgens de legende. We permitteren ons nog eens een restaurantbezoek en kiezen voor Já Sæll, het enige betaalbare restaurant in het dorp, dat lijkt op een cafetaria maar waar de excentrieke chef wel lekkere veggieburgers met frietjes op tafel tovert. Het doet goed om nog eens binnen te eten en een tijdje in de warmte te zitten.

De view van op de “elfenrots”.

Bakkagerði.

Rond negen uur ’s morgens staan we gepakt en gezakt klaar aan de start van het trail. We hebben een route uitgestippeld die drie dagen zal duren, van hier naar Breiðavík en terug in een lus. We starten met een stevige klim tussen bergen in ontelbare kleuren. Hier zit rhyoliet in de aarde! Het mineraal is niet alleen prachtig om naar te kijken maar zou onder andere ook je zelfvertrouwen versterken. Alleen al tussen de prachtige bergen wandelen geeft je een boost. Er zijn weinig mensen op het pad en ik geniet van de vrijheid. Ik wist voor deze reis niet dat ik zó graag met een rugzak naar de onbewoonde wereld zou trekken, ik dacht dat het gewicht me harder zou tegenvallen en dat ik last zou krijgen van mijn (zwakkere) rug, maar voorlopig valt dat goed mee. Na de afdaling komen we terecht in een vruchtbare, groene vallei met op het einde Brúnavik, een verlaten baai. Er staat een oude, feloranje noodhut en ondanks de weidse omgeving voel ik toch geborgenheid. Ik voel me hier beter dan aan de kant van de berg waar auto’s, supermarkten en andere mensen heersen.

Onderweg naar boven, tussen de rhyolite mountains.

De verlaten baai van Brúnavík in de verte.

Na de lunch zouden we verder stappen maar G., J. en Jannick zien het elk om hun eigen (fysieke) redenen niet meer zitten. We zijn hier al twee weken en iedereen heeft wel ergens last van, en het moet natuurlijk leuk blijven. Ik baal even en ben teleurgesteld. Ondanks mijn blaren heb ik nog steeds zin om de komende dagen “alleen op de wereld” te zijn en door dit ongerepte stuk natuur te stappen. Maar ik begrijp dat het een hel is om met zware pijn of tegenzin een bergpas over te steken met vijftien kilo op je rug, dus tien minuten later is mijn teleurstelling alweer verdwenen. We besluiten om hier de nacht door te brengen en morgen terug te wandelen langs een ander pad (waar we voorbijgestoken zullen worden door een zestiger die de berg op en af huppelt alsof hij enkel naar beneden loopt). De baai is schilderachtig mooi en het strand bestaat uit stenen in alle kleuren van de regenboog en opengebarsten rotsblokken met bergkristal erin. We lopen uren langs de branding en zien in de verte een stuk of tien andere wandelaars passeren. En één jongeman die in short en t-shirt op een steen gaat zitten en daar pas vijf uur later vanaf zal komen en ons Bear Grylls-style voorbij zal lopen. Zou hij daar aan het mediteren zijn? Of ademhalingsoefeningen aan het doen zijn? Of misschien kijkt hij gewoon naar de zee. We laten elkaar met rust en filteren water uit de rivier. Strikt genomen mogen we hier niet kamperen dus we zetten onze tenten net naast de noodhut. Daar is geen beschermde natuur en wandelen vaker mensen over de aarde. We maken couscous maroccain en zevenmijlslaars, een maaltijd met quinoa. (Globetrotter again) Het enige wat we daarna nog horen zijn de schapen (er zijn drie schapen per IJslander dus je ziet ze veel meer dan mensen), de kabbelende rivier en de donderende branding.

 

De noodhut :-).

Kristal in de grote stenen in de baai van Brúnavík.

De gekleurde stenen op het strand van Brúnavík.

 

 

 

 

 

 

 

De papegaaiduikers.

We hebben maar liefst tien uur geslapen en zijn alle vier vol energie opgestaan. Dit hadden we duidelijk nodig. We trekken zonder problemen de berg over en wandelen terug naar de auto. Nu de trektocht niet doorgaat hebben we twee extra dagen om andere dingen te doen. Voor we verder rijden houden we halt aan de kleine haven van Bakkagerði, waar op een klif duizenden papegaaiduikers verzamelen. Om de één of andere reden blijven de vogels schattig en leuk om naar te kijken. Wist je dat ze hun hele leven bij dezelfde partner bleven? We zijn net op tijd want tegen midden augustus trekken de dieren hier allemaal weer weg, te koud en te guur om in IJsland te blijven.

De grillige pieken die we zien wanneer we de pas terug oversteken.

Papegaaiduikers/Puffins/Lundis galore!

Sightseeing vanuit de auto. En andere toeristen!

De rest van de dag bestaat vooral uit rijden. Er is hier niet veel waar we omwegen voor willen maken en in het zuiden is er net nog veel wat we willen zien. We passeren Egilsstaðir en stoppen voor inkopen in de grote supermarkt. In Bakkagerði was enkel een minimarket met letterlijk een verrimpelde courgette, een oude broccoli en een handvol pruimen, waarvan we enkel de laatsten kochten. Tijd voor verse groenten, fruit, brood, kaas en koekjes. De weg die we daarna drie uur naar het zuiden volgen brengt ons vooral door de mist, maar ook zo is IJsland prachtig. Je zou voor minder in elfjes en little people geloven als in je in zo’n mystieke omgeving leeft. J. zet de soundtracks van Lord of the Rings en Game of Thrones op, misschien is dit naast Nieuw-Zeeland wel de enige plek waar de muziek echt op z’n plaats is.

Fascinerende landschappen, en weer helemaal anders dan het westen en noorden. Deze waterval was ons cadeau nadat we een uur door dichte mist gereden hadden.

Maar we slapen niet graag in de mist dus rijden door tot in het zuiden. “Rendieieieieieieieieier!”, roept J. naast me vanop de achterbank en Jannick probeert de auto zo snel mogelijk veilig aan de kant te krijgen. We lachen er al dagen mee dat het bijna onmogelijk is om het machtige dier te spotten en nu staat er eentje langs de kant van de ringweg! Weliswaar achter een hek, maar dat staat er alleen zodat de paarden en schapen niet zomaar de weg oversteken. Er worden hier al genoeg dieren aangereden. Gefascineerd kijken we naar het gracieuze rendier met zijn grote gewei en de weerspiegeling van de wolken op het meer achter hem. Weer een mooi en onverwachts cadeau op een moment dat we denken dat de dag erop zit. De vermoeidheid verdwijnt als sneeuw voor de zon.

Rendieieieieieieieier!

We rijden nog even door naar de hotpots van Höffel (tip van andere reizigers), maar draaien meteen terug wanneer we zien dat er meer dan tien auto’s op de parking staan en de kleine baden ramvol zitten en uitkijken op een omkleedcontainer en de parking zelf. In deze buurt staan veel no camping-bordjes en het is laat dus we rijden terug naar de enige camping in de buurt, in Höfn: veeeeeeeeel volk, de drukste plek waar we tot nu toe geweest zijn. Net zoals veel campings zijn ze hier absoluut niet voorzien op de stroom van toeristen die elk jaar toeneemt. Er zijn vier (verouderde) douches voor meer dan honderd kampeerders (of misschien zijn er nog wel meer mensen, het terrein is gigantisch). Er is nergens een plek waar je je nog maar een beetje alleen waant en er is overal menselijk geluid. Met als topper de man in de tent naast ons die er in slaagt om twaalf uur aan een stuk te snurken alsof hij al jaren niet meer geslapen heeft. Geef ons dan maar het noorden, of de vrije natuur. Na het eten zet ik mijn mobiel internet voor het eerst in lange tijd nog eens aan en zie ik de foto die twee vriendinnen me net stuurden van op Reggae Geel. En papa heeft gestuurd dat het festival “toch niet hetzelfde is zonder jullie”. Het is de eerste keer deze vakantie dat ik even heimwee heb naar mijn favoriete zomerfestivals, die bijna allemaal tijdens onze reis vallen. Het zijn niet de massabijeenkomsten die ik mis, maar het horen van mijn favoriete muziek op kwalitatieve boxen, en natuurlijk de mensen. Reggae Geel is bijvoorbeeld het festival waar ik zowat alle vrienden en kennissen terug zie, ook diegenen waar ik geen contact meer mee heb. Het voelt een beetje vreemd om er dit jaar niet bij te zijn, maar tegelijk ben ik veel liever hier. De drukte en het lawaai van een festival spreken me op dit moment helemaal niet aan. En twee van onze beste vrienden zitten hier naast me. Het voelt heel naturel en goed om deze reis met hen te delen. Ik stuur nog een paar berichten heen en weer met vrienden in Beljam en stuur hen een foto van onszelf in ruil, inclusief winteroutfit. En dan gaat mijn telefoon weer op vliegtuigstand. Voor onbepaalde tijd. Hier in het zuiden is er bijna overal satellietontvangst, maar ik wil ze niet.

G. maakt broccolipuree op de camping van Höfn. Rond half elf ’s avonds.

Dansende ijsbergen

Jannick gaat vandaag op de Vatnajökull wandelen, met zijn vijftienduizend vierkante kilometer de grootste gletsjer van Europa. Het is bijna niet te bevatten hoe groot de ijsmassa is die elf procent van IJsland bedekt. Vroeger moet het hier helemaal zo geweest zijn. Voor we hem afzetten gaan we samen terug naar Höffel, daar loopt een 4×4 track tot aan de voet van één van de vele gletsjertongen van “de Vatna”. Mindblowing…Het zwart-witte spel tussen de lagen en ijs en lava zorgt voor abstracte kunst. Het is windstil en buiten een koppel in de verte genieten we helemaal alleen van de weerspiegeling in het gletsjermeer. De tong zelf lijkt bedrieglijk kort maar is in de realiteit kilometers lang. Zoals zo vaak in IJsland worden we stil. We weten niet waar eerst te kijken en onze geesten kunnen de beelden niet meteen verwerken. Wat een plek. Fascinerend. Je zou denken dat we na zoveel natuurwonderen niet meer verbaasd zijn maar het tegendeel is waar. De overdonderende indrukken stapelen zich op en zorgen ervoor dat we constant in een natural high verkeren. De natuur blijft maar geven.

De gletsjertong in Höffel.

We kregen maar niet genoeg van weerspiegeling op het water.

Jannick vertrekt op gletsjertour en wij rijden een kwartier verder naar Jökulsárlón, het bekende gletsjermeer waar de blauwe, witte en zwarte ijsbergen een sierlijke dans uitvoeren, in en uit de lagoon bij hoog en laag water. De speelse zeehonden zwemmen in en uit het meer en trakteren ons op een aandoenlijk spektakel. Op het strand wat verderop hangt een feeërieke nevel en in de branding liggen tientallen doorzichtige ijsblokken. Rond ons zijn overal mensen, maar het blijft magisch. We koken eitjes die we afkoelen met gletsjerwater en blijven meer dan vier uur naar het spektakel kijken. Ik zou hier dagen kunnen zitten. Of weken. Of maanden. Tegen de avond pikken we onze razend enthousiaste maar vermoeide Jannick terug op. Hij heeft een onvergetelijke tocht over en door de gletsjer gemaakt, maar ik ben vooral blij dat hij veilig terug bij ons staat. De foto’s die hij later zal laten zien tonen nog een hele nieuwe wereld die alleen hij heeft gezien. We gaan met Jannick nog even langs Jökulsárlón (dit moet hij gezien hebben!) voor we iets na negen doorrijden. In de auto praten we over het snelle smelten van de gletsjers. Thuis hangt er aan onze muur een kaart van IJsland van de jaren 40, daar loopt de Vatnajökull nog tot aan de kust, nu ligt hij kilometers verder het binnenland in. We vragen ons somber af hoe het de gletsjers in de toekomst zal vergaan en vervloeken de industrie. Ik voel me ook een beetje schuldig om hier te zijn, de uitlaatgassen van al die auto’s, bussen, vliegtuigen en cruiseboten zullen het proces ook alleen maar versnellen.

De prachtige natuurschakeringen op de Vatnajökull (tijdens Jannick’s uitstap).

IJs & as op de Vatnajökull.

Kunst van de natuur die tot nadenken stemt.

De dansende ijsbergen op het meer van Jökulsárlón.

De sprookjesachtige branding naast Jökulsárlón.

In het midden van de leegte, in Mýrdalssandur, vinden we een eenzame kleine (volgens G. “vriendelijke”) berg die ons geborgenheid voor de nacht biedt en die me aan elfjes doet denken. We zetten onze tenten op het pikzwarte zand naast de waterval, duidelijk in sheep territory. Ze staan een eindje verder naar ons te kijken en we zijn omringd door hun sporen. Het is hier muisstil en het wordt voor het eerst echt donker tijdens onze reis. We zitten dan ook honderden kilometers zuidelijker en het is augustus. G. spot de eerste sterren! Hij maakt een warmwaterkruik om de pijn in mijn rug te verzachten (give thanks!) en blijft samen met de anderen nog even buiten zitten. Ik probeer een comfortabele houding te vinden op het lichtgewicht kampeermatje terwijl ik nog wat naar hun gekeuvel en gelach luister. Ik hoop dat de pijn in mijn onderrug morgen beter voelt. Het is de eerste keer dat ik echt verlang naar een goede matras. Maar tegelijk ben ik ook weer zo dankbaar dat ik dit alles mag meemaken en mag aanschouwen. Het had veel erger kunnen zijn, en veel mensen krijgen zelfs niet de kans om dit soort reis te maken. Tomorrow’s another day. Everything’s gonna be alright.

Tijdens het rijden hebben we heel de tijd zicht op de indrukwekkende Vatnajökull.

Volgende (en laatste) keer: Het “verlaten” vliegtuig, het zwembad van Netflix, betoverend Landmannalaugar en hip Reykjavik

Alle foto’s zijn eigendom van GRF, JC, Jannick Lansu en Natacha Michiels