Auschwitz. Waar zelfs de vogels hun lied niet zingen.

“Met Brusselse jongeren naar Auschwitz”, staat er op de cover van DS Weekblad. Papa heeft het magazine voor me meegebracht. Het is ondertussen meer dan twaalf jaar geleden dat wij met z’n tweeën naar Polen reden om de kampen te bezoeken. Ik was zestien en het was de laatste reis die we onder ons zouden maken. Vader en dochter, beiden een boon voor de geschiedenis van de onderdrukten. Met op kop de slavernij en de holocaust. Net zoals bij de Brussels jongeren liet de plek een zware indruk op me na. Ik had al veel gezien en gelezen, maar het was pas daar dat de megalomane omvang van de kampen, het leed en de zinloosheid van dat alles me tot in het diepst van mijn botten raakte. Auschwitz kruipt onder je vel. Het zou een verplicht bezoek moeten zijn, voor iedereen.

Zestien. Het lijkt eeuwen en tegelijk dagen geleden. Vanaf september mag ik naar het SISA in Antwerpen in plaats van het plaatselijke college. Lees als: ik had me al ingeschreven nog voor ik het mijn ouders vertelde, die gelukkig toestemden. Het zal de kunstschool worden waar ik me beter voel dan ik me ooit als tiener gevoeld heb.

Roadtrippin’

Het is de zomer voor het SISA dat papa voorstelt om op roadtrip te gaan. Naar Auschwitz. Niet meteen wat de meeste papa’s met hun zestienjarige dochters doen, maar bij ons past het perfect. We zouden voor minder geld op het vliegtuig kunnen stappen en twee uur later in het zuiden van Polen kunnen staan, maar we rijden met de auto door Duitsland. Ik zit op de passagiersstoel en heb papa’s iPod in handen. Hij zet het ding op shuffle en de muziek geeft ons uren gespreksmateriaal. Met Lee Perry op de achtergrond kijk ik door het raam naar de glooiende weiden naast de autostrades en ben ik blij dat ik ingestemd heb met de trip. Geschiedenis, muziek en quality time met de papa. Ook al ben ik zestien en zou ik met vrienden aan het zwembad kunnen hangen, ik ben blij dat ik hier ben.

We overnachten in het midden van Duitsland en rijden de dag nadien over de grens met Polen. Stoppen doen we pas in een buitenwijk van Krakau, de gezellige stad waar we drie nachten zullen logeren en waar ik later nog twee keer terug zal komen met andere mensen. (Als student, ultragoedkoop logeren in een chique appartement en overal lekker en betaalbaar eten in de buurt: topbestemming!) Maar wij zijn hier eigenlijk maar om één reden: de dodenkampen. Zestig kilometer van hier en op de planning voor morgen.

Doodrongen van de dood

’We rijden naast de spoorlijn die het sprookjesachtige Krakau (er is een drakenburcht!) verbindt met Oświęcim, dat de Duitsers Auschwitz doopten. Waarschijnlijk omdat ze het niet uit konden spreken. Er zijn twee kampen hier: Auschwitz en Birkenau. Het laatste nog absurd veel groter dan het eerste. De parking lijkt op die van een pretpark, stampvol auto’s en bussen. Alleen hoor je hier geen uitgelaten kinderen of luid lachende vakantiegangers. Zelfs vogels lijken hun lied hier niet te zingen. De sfeer is bedrukt en het voelt alsof we naar een begrafenis gaan. Zo voelt het dus op een plek waar zoveel pijn en leed is voltrokken. De zware energie gaat door merg en been. Zou iedereen dit zo ervaren? Ik onderdruk een rilling en zwijg waarschijnlijk voor het eerst sinds we in Noorderwijk vertrokken zijn. “Arbeit macht frei”. Daar is de beruchte poort van op ontelbare foto’s en documentairebeelden. Met daarachter lange straten met stenen barakken. Helemaal achteraan is een zwembad. Zo hielden de nazi’s de schijn hoog dat het hier net zoals een vakantiepark was. Of toch in het begin. De gebouwen worden onderhouden door verschillende landen en organisaties. In dat van Italië lopen we tussen prachtige op stof geschilderde design kunstwerken terwijl die van de Roma en Sinti zigeuners vooral uit foto’s en tastbare voorwerpen bestaat. België deelt een barak met Nederland, elk een verdiep. Beneden staren honderden kinderen me aan vanachter de kadertjes die de muren van de kleine ruimte helemaal vullen. Het zijn Nederlandse jongens en meisjes, gefotografeerd op het moment dat ze hier aankwamen. Ze stralen angst uit, en verdriet. En sommige ook fierheid en hoop. Tristesse overmant me. Zoveel onschuldige doden. Zoveel leed. Zoveel miserie. Zoveel haat. Allemaal voor niks.

Eén van de tientallen barakken in Auschwitz.

Links voor ons staat een grote groep mensen rond een priester. Het is vijftien augustus, Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, en hier in Polen is dat een belangrijke dag. Ze houden een viering, hier, in het meest verderfelijke oord waar ik ooit ben geweest, maar wel een plek die heling nodig heeft, inclusief de mensen die er rondwandelen. In de Joodse barak is het druk maar er wordt niet gesproken. Op de bankjes en in donkere hoekjes zie ik mensen huilen en in de filmzaal zit een groep Israëlische jongeren die hier grootouders verloren hebben. Ik probeer de krop in mijn keel weg te krijgen maar hij wordt alleen maar groter. Zoveel verdriet. Zoveel geweld. Zoveel vernedering. Zoveel ontmenselijking. Allemaal voor niks.

Een aantal van de barakken is gemeenschappelijk. Hier liggen de tastbaarheden die getuigen van een fractie van de zielen die hier brutaal vermoord werden. Een metershoge berg brillen. Bakken vol gouden tanden. Een halve verdieping tot aan het plafond gevuld met schoenen. Drieduizend (!) kilogram afgeknipt haar, waar je als je goed kijkt vlechtjes en staartjes tussen ziet liggen. En een handvol lampenkappen. Gemaakt van mensenhuid. Het voelt bijna surrealistisch maar de realiteit overdondert me. Ik heb de cijfers al zo vaak gehoord en gelezen en toch lijken ze hier nog veel dieper door te dringen. Tastbaar. Echt. Geen ver-van-mijn-bed-show maar right in your face. Buiten fluiten er nog steeds geen vogels en het domein is zo groot dat we op bepaalde plaatsen bijna alleen lijken te zijn. In de verte zien we de bovenste verdiepingen van een hotel dat vroeger het huis van een van de bevelvoerders over het kamp was. “Welke gek wil er nu logeren met uitzicht op het kamp, in deze energie?”, vraag ik me luidop af. Voor we terugdraaien komen we bij de verbrandingsovens. Hier gingen honderdduizenden lichamen in vlammen op. Opgehangen aan een van de galgen op het middenplein. Neergeschoten voor de executiemuur. In elkaar geslagen in een van de kelders. Ineengezakt door uitputting. Er waren hier meer manieren om te sterven dan om te leven. Ik voel me ongemakkelijk in mijn witte huid en met mijn blauwe ogen. Plaatsvervangende schaamte. Ik kan het niet bevatten. De zinloosheid is onbegrijpelijk.

Het megalomane dodenkamp Birkenau

“Waar is Treblinka?”, vraagt papa aan de man die langs de kant van de troosteloze asfaltweg wandelt. Ik geef hem een stomp met mijn elleboog: “Birkenau, papa, Birkenau, Treblinka is aan de Russische grens.”, mompel ik. Ik zie hoe hij zich herpakt, zich excuseert en de weg naar het juiste concentratiekamp vraagt. We barsten daarna in lachen uit. Het lijkt misschien ongepast, maar het voelt goed om even los te laten na de zware voormiddag. Het vragen van een routebeschrijving naar een concentratiekamp aan de andere kant van het land terwijl we in Auschwitz rondrijden is zo absurd dat de situatiehumor even overwint. Het is maar drie kilometer naar het andere kamp, dat groter is dan ik me ooit had kunnen voorstellen, maar toch rijden we even verloren. Bijna iedereen is hier om de kampen te bezoeken, maar er staan nergens pijltjes. Zou misschien ook een beetje vreemd zijn? Ik weet het niet.

Uiteindelijk parkeren we de auto voor het gebouw dat we kennen uit Schindler’s List en zowat alle documentaires. De kolossale omvang van het domein grijpt me naar de keel. Hier geen Italiaanse design en foto’s, maar eindeloze rijen schoorstenen, zo ver het oog reikt. Het zijn de enige overblijfselen van de honderden barakken die hier stonden. Het zijn monumenten die me doen duizelen. In een fractie van een seconde vult mijn fantasie de realiteit aan met wat ik weet over deze plek. Ik zal me altijd blijven afvragen hoe iemand dit een ander levend wezen aan kan doen. En hoe die mensen ’s nachts kunnen slapen. Ik kijk naar het huis aan de overkant van de straat. Zou dat hier toen ook al gestaan hebben? Met zicht op het kamp?

Het bekende poortgebouw in Birkenau.

We wandelen traag over het verdorven treinplatform. De plek waar mannen, vrouwen en kinderen na dagen opgepropt in een veewagen te zitten eindelijk opnieuw daglicht zagen. Zonlicht dat vandaag belachelijk hard schijnt. De felblauwe lucht past niet bij de grijze, mistroostige beelden die ik met deze plek associeer. Ik krijg kippenvel. Hier namen de nazi’s hun beslissing: ‘leven’ of dood. In minder dan dertig seconden bepaalden ze het lot van onschuldige mensen. Tweelingen kwamen in een aparte barak terecht, als proefkonijnen voor de ijzingwekkende dokter Josef Mengele. Ik kijk door het venster van het sjofele houten gebouw en voel tranen opwellen. Zoveel pijn. Zoveel leed. Zoveel verdriet. Allemaal voor niks.

Vooraan zijn er een aantal barakken opnieuw opgebouwd, om een idee te geven hoe het leven daar was. In de tochtige ruimtes ruikt het muf. We zijn alleen en lopen tussen de smalle gangen met links en rechts van ons slaapbritsen met dunne strozakken, tot aan het plafond. Op de muren van de kinderbarak staan tekeningen die door gevangen gemaakt werden. Er is een kachel, maar die zou volgens getuigen bijna nooit branden. Ik zie ze voor me. De trotse, gebroken, hoopvolle en angstige mensen die ondanks alle vernederingen en ontberingen toch bleven vechten voor hun bestaan. Gekleed in vodden hoewel het hier ijskoud wordt. Overlevend op een minimale hoeveelheid droog brood en af en toe een schep waterige soep. Twaalf jaar later zal ik me er nog elke dag over verbazen dat het nog steeds dagelijkse kost is in de wereld, al is het niet per se in Europa of allemaal op dezelfde plaats.

De ruïnes van de gaskamers.

Na een paar uur beseffen we dat Birkenau zo groot is dat we zelfs geen tijd hebben om het hele domein te bewandelen. We volgen de notoire spoorlijn naar het achterste deel van het kamp. Er zijn amper mensen hier en de toegangspoort lijkt in de verte al op een miniatuurgebouwtje. We praten over verdraagzaamheid, tolerantie, haat en liefde. En dan is er alleen maar stilte. Stilte die gevuld is met schreeuwen uit het verleden. Waar de spoorlijn stopt ligt een gigantische berg puin. De overblijfselen van de gaskamers, zegt het bordje erbij. Die probeerden de rotzakken nog snel op te blazen voor ze op de vlucht gingen. Miljoenen mensen werden op een laffe manier vermoord. Uitgejouwd, geslagen, vernederd en gruwelijk omgebracht. Gewoon omdat ze mens waren. We lopen tot onder de ruisende bomen die nog kinderen moeten geweest zijn toen de gruwel zich onder hun kruinen afspeelde en nemen afscheid van de duistere plek die ondanks de felle zon nog steeds ijskoud aanvoelt.

Wat als iedereen naar Auschwitz zou gaan?

“Monsters exist, but they are too few in numbers to be truly dangerous. More dangerous are…the functionaries ready to believe and act without asking questions.”, schreef overlevende Primo Levi in “Is dit een mens”, zijn boek dat me tot in het diepst van mijn ziel raakte. En natuurlijk heeft hij gelijk. Dit had nooit op zo’n grote schaal kunnen gebeuren als de meerderheid van de mensen Hitler’s ideeën afgekeurd had en er niemand had willen meewerken aan zijn plannen. Hij slaagde erin om de meerderheid te overtuigen om een minderheid te ontmenselijken. Het geeft me kippenvel en het maakt me ergens ook bang. Auschwitz is nog maar tweeënzeventig jaar geleden bevrijd en toch lijken sommigen mensen het al vergeten. Hoe kunnen ze hun medemensen verafschuwen en discrimineren als dit soort kampen en hel-op-aarde-plaatsen het resultaat kunnen zijn van collectieve haat?

Zou er nog zoveel onbegrip en haat zijn als iedereen zoals de Brusselse jongeren op uitstap zou gaan naar Auschwitz? In een gemengde groep met joden, moslims, christenen, boeddhisten, hindoes, agnosten en vrijzinnigen? We zouden elkaar leren kennen, verhalen vertellen en meningen uitwisselen. We zouden misschien net als deze jongeren door hebben dat de media ons bombarderen met beelden en informatie, maar dat het maar één kant van het verhaal is en dat we ook zelf kunnen oordelen over waar we in geloven en waar we voor staan. Elke seconde is er nog leed, oorlog, geweld, pijn en miserie in de wereld. Puur gebaseerd op ras, gender of de locatie waar je geboren bent. Absurd, als je erover nadenkt dat mensen over het algemeen allemaal op zoek zijn naar hetzelfde geluk. En daarvan is er genoeg voor iedereen. En om nog een stap verder te gaan: alles is energie, alles is één. Wie geluk creëert voor een ander doet dat ook voor zichzelf, en omgekeerd.

We zijn allemaal mensen met dezelfde wensen.

Als het kan, boek dan eens een trip naar Krakau en bezoek de kampen. Dichter bij onze recente geschiedenis kan je bijna niet komen, en iedereen die er geweest is draagt de ervaring en inzichten voor altijd met zich mee. Ik was zestien. Ik zal de uitstap nooit vergeten en het heeft de band tussen papa en mij nog dieper gemaakt. En dat het in 2017 nog steeds nodig zou zijn om mensen aan het leed te herinneren had ik nooit kunnen vermoeden. Ik vraag me af wat er zou gebeuren als iedereen hier minstens een dag zou doorbrengen tussen de geesten uit het verleden en de tastbare getuigenissen van miljoenen doden. Twaalf jaar na onze roadtrip heeft de wereld in ieder geval nog een lange weg te gaan. Denk maar aan de Rohinya in Myanmar of aan IS in Syrië. Of dichterbij: de discriminatie van vrienden en vriendinnen, gewoon omdat ze niet blank zijn. Het maakt me razend als ze me voor de zoveelste keer vertellen over een racistische opmerkingen, of als ik er gewoon bij sta wanneer het gebeurt. De geschiedenis laat ons duidelijk zien waar haat toe leidt. Communicatie, kennis, altruïsme en empathie doorbreken die smerige gedachtegang. Blijf je mond open doen, spreek met mensen die je niet kent, informeer jezelf, doe iets voor iemand anders, kom op tegen racisme en discriminatie. We zijn allemaal mensen met bijna dezelfde wensen.

PS: De Zen Peacemakers organiseren als sinds 1996 een jaarlijkse retraite in Auschwitz, met mensen vanuit alle geloofsstromingen. Het prachtige terugkerende thema is bearing witness to oneness in diversity.