Het mooiste cadeau.

Vrijheid, rust, plezier en verwondering. In het zuiden van ons land, tussen de bossen en de riviertjes, de beverburchten en de sporen van everzwijnen, de heuvels en de dalen, kan ik ze altijd vinden. Net als mijn geliefde metekindje, die ondertussen al drie jaar in het tropische Jamaica woont maar nu voor een maand op bezoek is in België, met haar geweldige mama. We nodigden hen uit in our quiet getaway (geleend!) in de Ardennen en hun gezelschap gaf me meer plezier dan ik in woorden zou kunnen beschrijven.

Laarzen aan. Sjaal en dikke jas. En dan naar buiten om eigenlijk nooit meer naar binnen te willen. Met de honden lopen tot je buiten adem bent, takken verzamelen voor het kampvuur, een weg banen door de hoge doorns, gekieteld worden door de volwassenen en een paar uur later een bruine jas en broek hebben terwijl ze grijs en zwart waren voor je de natuur indook. Het doet me denken aan al die keren dat mijn mama me als kind meenam naar het grote huis in de Ardennen. Zonder elektriciteit, met een verwarming die enkel uit de kachel bestond en lichtpeertjes die je met vuur moest aansteken en waar een pollepel aangehangen werd omdat ze anders uitgingen. Geen tv en radio. Enkel natuur en elkaar. Voor sommige kinderen misschien een marteling, voor mij de hemel op aarde.

Twintig jaar later is het grote huis al lang verkocht, wonen er mensen en ligt er elektriciteit. Maar we vonden een nieuwe parel. Deze is wel voorzien van al het moderne comfort en heeft net als het huis vroeger een prachtig groot domein met een view over de vallei, een stuk bos, een vijver en een riviertje met in de verte de beverburcht. Er is wifi, maar geen gsm-ontvangst of tv. En de meeste gsm’s verdwijnen binnen de vijf minuten na aankomst in de schuif. We zijn nu hier. Samen. We leven een paar dagen in onze cocon. De buitenwereld lijkt mijlenver weg.

“Did you adventure that part already?”, vraagt mijn favoriete zevenjarige met stralende ogen terwijl haar warme handje in het mijne schuift en ze in de richting van het water wijst. Ze trekt me zachtjes naar het riviertje. “Hier zijn sporen van dears en everzwijnen! En Jannick heeft me dennenappels laten zien, die kende ik nog niet.” De vrolijke spring-in-het-veld weet perfect hoe bananenplanten, aloë vera, ackee, zuurzak, mango en sorrel eruit zien en is verwonderd door de compleet andere natuur die ze hier ontdekt. Thuis is het dertig graden warmer, maar de kou lijkt haar hier niet te raken. Ze krijgt een gezonde donkerrode blos op haar wangen en weigert elke keer wanneer we voorstellen om even binnen te spelen. “Nog efkes!”

De schrille gil gaat door merg en been. “Ze is bang, dat is haar angstgeluid.”, zegt haar mama meteen bezorgd terwijl we snel in de richting van het bos wandelen. Ik gluur door de dennenbomen en zie Jannick in de verte lopen met een gibberend kind over zijn schouder. We vertragen onze pas en ontspannen: hij is erbij. Het steeds dieper wordende veld met de ontelbare doorns aan de braamstruiken zag ze ineens niet meer zitten maar hij brengt haar terug. De vrienden die haar nog niet hadden ontmoet leren haar in no time kennen als het lieve meisje dat beleefd is maar zich ook niet laat doen, spontaan begint te tetteren tegen mensen die ze niet kent en oh zo goed luistert naar iedereen. Ze is het enige kind dit weekend en zou een blok aan het been kunnen zijn, maar is in tegenstelling net een extra kerstcadeau. Niemand kan weerstaan aan haar enthousiasme, verwondering en lieve knuffels.

Voor het avondeten komt ons mevrouwtje naar binnen. Modderpak uit en even een droge, zachte roze pyjama aan. Knuffelgehalte: hoog! Voor ze bijna boven haar bord in slaap valt eet ze een portie waar we allemaal versteld van staan en daarna boort ze haar laatste energievoorraad aan. Het begint al laat te worden, maar dit is een uitzonderlijke situatie, ze is een volwaardig deel van de groep, we zien haar maar één (of een paar keer op korte tijd) keer per jaar en hoe dikwijls kunnen we samen een groot kampvuur maken en met z’n allen thee drinken rond het vuur? We nemen haar mee naar de warme gloed, waar ze al na vijf minuten op Jannick’s schoot kruipt, nog wat ongelooflijke schattige woordjes fluistert en dan als een beschermd pakje in slaap valt met het knisperende geluid van het vuur en ons geroezemoes op de achtergrond. Genoten tot de laatste seconde, omringd door natuur, warmte en liefde.

Dit meisje heeft zeven jaar geleden al een grote plaats in mijn hart ingenomen en dat deel wordt alleen maar groter. Elke seconde bij haar vervult me met plezier. Ze is lief, warm, vrolijk en gelukkig, maar ook beleefd, geduldig en slim. Haar knuffels en handjes mis ik wanneer we doorheen het jaar via Skype praten en lachen, maar hier zijn ze er in overvloed. Het kind vol liefde en levensvreugde gaf me tijdens haar bezoek al een paar keer een krop in de keel en tranen in de ogen, terwijl ze gewoon haar spontane zelf is.

En dat gaat nog zoveel gemakkelijker tussen heuvels, bossen en valleien dan in onze keukens of op onze terrassen thuis. Geen prullaria die om kunnen vallen maar gewoon door de bomen rennen. Niet opletten voor die grote plas maar er met je laarzen kei hard in springen. Geen gekijf maar een herkenbare glimlach wanneer je broek en jas tot in je nek vol met modderspatten hangen. En ja, je mag nog een koekje nemen. Ongeplande momenten en spelletjes met mensen die al heel je leven of nog maar net vrienden van je zijn. En een groot vuur om de kille wintertemperaturen en miezerregen uit onze beschermende cocon te houden. Flashback naar mijn eigen kindertijd in de natuur. En voldoening omdat we het haar ook kunnen geven.

Mijn metekindje doet het goed en voelt zich goed. En dat geeft mij zoveel plezier. Haar godmother, die aan de andere kant van de oceaan woont maar waar ze altijd, op elke moment van de dag, bij terecht kan. En all credit to de mama, die een prachtige en krachtige vrouw opvoedt en blijft doorgaan, ondanks harde en onverwachte tijden. Dat we een weekend samen in de natuur konden zijn en onder de bomen konden spelen was het mooiste cadeau dat ze me had kunnen geven. One love.

“Not everything that can be counted counts, and not everthing that counts can be counted.” – Albert Einstein.