Schorshuiden: intrigerend familie-epos onder de bomen

Waar kan ik beginnen te beschrijven wat Schorshuiden met me deed, en nog steeds doet? Misschien met een stukje koloniale geschiedenis waar ik tot nu toe amper iets over wist, of met de ontelbare vierkante kilometers kaalgekapt land en de bijbehorende volksverhuizingen als resultaat? Met de prachtige personages, hun complexe maar sterke familiebanden en de magistrale manier waarop iedereen uiteindelijk met elkaar verbonden is? Of met de fascinerende en uitvoerige achtergrondkennis over bomen en schors, houtkap en gevaar, bijlen en evoluerende techniek, en de verpletterende effecten ervan op lange termijn? Schorshuiden is een parel van formaat voor wie houdt van geschiedenis, ruige natuur, mensen en boeken met indrukwekkende stambomen.

Annie Proulx (1935), de kranige Amerikaanse die vooral bekend is van Brokeback Mountain, schreef met dit boek een episch verhaal over twee families die doorheen de afgelopen driehonderd jaar met elkaar verbonden zijn. Het begint bij René Sel en Charles Duquet, twee Fransen die in 1693 hun geluk zoeken in Nieuw-Frankrijk, het huidige Canada. Ze gaan er in dienst als lijfeigenen bij een houtkapper en bezegelen zo het lot van hun afstammelingen, die altijd in de houtindustrie zullen blijven werken; van miserabele boomveller tot hoofd van een houtimperium. Hun lot is verstrengeld met dat van de Indianenstammen, vooral met dat van de Mi’kmaqs. Stamvader René Sel trouwt in het begin van het boek al met de Indiaanse Mari van Mi’kma’ki-afkomst, en de toon is gezet.

Je leert de personages uit de stambomen achteraan het boek stap voor stap kennen en loopt telkens een eindje met hen mee. Waar het bos wijkt voor woeste rivieren, zijn de helden vlotter (Levensgevaarlijk! Maar betalende job.), die ervoor moet zorgen dat de boomstammen netjes de rivier afdrijven naar de haven, ze zijn slaaf op een schip naar Europa, handelaars onderweg naar het verre China, opgejaagde en broodmagere indianenkinderen, steenrijke houthandelaars of vooruitziende visionairs. De macabere waarheid wordt bij elke tijdssprong duidelijker: de gevolgen van de kortzichtige houtkap zijn onafwendbaar, zowel voor de natuur als voor de bewoners. Er zijn veel te veel personages om op te noemen, maar toch blijft het boek ten allen tijde overzichtelijk en op de één of andere manier komen ze allemaal weer samen. Iedereen is verbonden. Met elkaar en met de natuur.

In sommige hoofdstukken komt er veel politiek en handel aan te pas, waarbij ik soms ongeduldig werd om te weten wat er zou gebeuren met de personages. Maar de schrijfster kan zonder die info geen volledig beeld scheppen van de periode. De dialogen geven de nodige context om het totaalplaatje beter te begrijpen. Handel en politiek zijn van groot belang voor de toekomst van het woud en het verloop van het verhaal, maar ze worden maar kort belicht. De meeste hoofdstukken wisten me diep te raken. Bijvoorbeeld de passages over de armoede en de uitzichtloosheid, de verslagenheid en het verlies bij de inheemse bevolking die bijna uitgeroeid werd door de kolonisten. De reservaten waar ze ziek en armer dan ooit leven en sterven. En het allesverterende verdriet bij de vrouwen die hun zonen en mannen verliezen aan geweld, de rivier of een weggeschoten zaagblad.

De indrukwekkende stamboom van de Sels.

Maar ik was minstens even diep geraakt door de meedogenloze manier waarop we onze prachtige oerbossen ten gronde hebben gericht, onze wouden. In Europa (daarom is IJsland ook kaal), maar nadien ook in gebieden waar mensen de bomen helemaal niet weg wilden maar net zagen als spirituele figuren, plaatsen om energie op te doen en te schuilen, en als krachtige geneesmiddelen. Noord-Amerika en Canada bestonden voor onze komst bijna helemaal uit oerbossen, ondoordringbare stukken natuur die pas ontstaan zijn na duizenden jaren zonder menselijke tussenkomst, bossen die wij bij ons niet meer kennen. We hadden bijna alles al weggehaald voor we de oceaan overstaken. Zelfs de majestueuze Kauri’s in het afgelegen en onbekende Nieuw-Zeeland werden niet gespaard. De gigantische bomen stonden vroeger over het hele land en de zeldzame overgebleven exemplaren zijn nu enkel nog een toeristische attractie in het noorden.

Ik voel het verdriet van de natuur en de oorspronkelijke bewoners tot in mijn vingertoppen. In de onverzadigbare honger naar hout trokken de kolonisten van het ene prachtige bos naar het andere. Over herbeplanting en erosie hadden ze nog nooit gehoord, op een enkele uitzondering na en die werd beschouwd als een zonderling. Hout was nodig voor huizen, vaten, steigers en vooral voor oorlogsschepen. Er waren massaal veel bomen nodig om al onze oorlogen te spijzen. Natuurlijk viel er ook veel geld te verdienen met de handel. Verkoopaktes voor enorme percelen dennen en andere bomen gingen als zoete broodjes over de toonbank en kwamen terug als broodnodige bouwstoffen. Door de verstedelijking schoten de prijzen de hoogte in.

De algemene teneur was dat bossen en bomen onuitputbaar waren, maar doorheen de driehonderd jaar van houtkap beschreven in het boek, merken de personages dat de kaalgekapte gebieden even kaal blijven als ze de vorige eeuw achtergelaten zijn. Bossen zijn eindig; en toch, zelfs op het einde van het boek, anno 2013, blijven we kappen. En ik zeg we omdat het boek gebaseerd is op waargebeurde geschiedenis. Het zijn verhalen, feiten en verborgen ecologische, sociale en economische wandaden waar ik op school nooit iets over hoorde.

Het boek is allesomvattend, ultraleerrijk én spannend. Omdat je de wereld en het verhaal vanuit verschillende perspectieven ziet, leef je ook mee met de meest uiteenlopende karakters. De research moet een huzarenwerk geweest zijn, op alle vlakken. Zo’n boek schrijven op je drieëntachtigste… Respect! Proulx beschrijft gedetailleerd de houtkap, bomen, omgeving en personages. Alle eindjes zijn aan elkaar geknoopt en je bent nieuwsgierig hoe het verder zal gaan met de verschillende personages en de bossen. Ik moest verschillende keren een krop wegslikken als er weer eens een sympathiek figuur stierf (kan moeilijk anders met driehonderd jaar en al die generaties) of wanneer de personages fier waren dat ze duizenden hectares gekapt hadden en dat de Indianen gevlucht waren.

Wie zin heeft in een epische familieroman gesitueerd in onze recente koloniale geschiedenis, tegen een achtergrond van onvoorstelbare stukjes ongerepte natuur, zit met Schorshuiden gebeiteld voor zevenhonderdeenennegentig pagina’s leesplezier en een hoofd vol nieuwe feiten, weetjes, verhalen en argumenten. Al doet de waarheid over de mens soms pijn, en blijft het me verbazen hoe we zo wreed kunnen zijn ten opzichte van anderen en natuur. Ik hoop dat we nog lang met z’n allen onder de bomen in het bos terecht kunnen. Ze geven veel meer dan we kunnen zien. Who feels it knows it.

Klein weetje: Annie Proulx schreef een deel van het boek in het internationale literatuurhuis Passa Porta in Brussel, als onderdeel van het programma ‘Verblijf in Vlaanderen en Brussel’, georganiseerd door de literaire organisatie Het Beschrijf en het ministerie van literatuur van de Vlaamse gemeenschap. Tijdens haar verblijf maakte ze met plezier kennis met het Nederlandse woord.

Met dank aan Oliva Verde voor de leestip, aanpassingen en opmerkingen. <3