Het verhaal van Birna Pálsdóttir (84): leven in de noordelijke wildernis

Het noordelijkste deel van IJsland is recent het hele jaar door verbonden met de hoofdstad Reykjavik. Maar hoe was het om vroeger op te groeien en te leven op deze barre plek, zo goed als afgesloten van de buitenwereld en met de oceaan als supermarkt? Toen we in Hornstrandir waren (lees de blog hier) ontmoetten we Birna Pálsdóttir (84), trotse bewoner van Hesteyri en Bolungarvik, en eigenares van het gezellige pannenkoekenhuisje in Hesteyri. De vrolijke vrouw nodigde me uit in de oude school, haar zomerhuis, om haar verhaal te schrijven. “Weinig mensen weten nog hoe het hier vroeger was.”

“Ik ben opgegroeid in Bolungarvik, aan de overkant van het water. En tot ik mijn man ontmoette, die hier geboren is, wist ik zelfs niet dat Hesteyri bestond!”, zegt Birna. “Het was liefde op het eerste gezicht, ook met Hornstrandir. De plek raakte me meteen. Mijn man was zeeman, visser, en hij kwam hier soms lange weekends of weken aan een stuk. We hadden toen zeven kinderen en de eerste keer dat we ze meenamen sliepen we in een tent. Er was zoveel wind en regen dat alles nat werd! Het was rond 1962. Er kwamen hier toen maar weinig mensen…en er stonden nog maar een handvol gebouwen. Maar tussen 1965 en 1970 kwamen de mensen terug en in de zomer was er bijna in elk huis iemand. Vandaag zijn er nog best wat zomerbewoners, en heel wat meer toeristen.”

Hoe het allemaal begon

De walvisfabriek ligt op twintig minuten stappen van Hesteyri en is nu een ruïne. Het bedrijf werd opgericht in 1894, maar in 1915 riep de overheid een halt toe aan de walvisvangst. Er was zoveel gevist dat er amper nog walvissen over waren. De fabriek verlegde de focus naar haring en bleef actief tot 1924, toen was ook die soort op. “Vandaag kan je de walvissen weer regelmatig in het fjord zien zwemmen, en zeehonden ook.”, zei Birna. “Na het sluiten van de fabriek was het heel moeilijk om permanent in dit afgelegen gebied te leven. De jongeren vertrokken en er bleven enkel oudjes over. Door het harde weer was het ook gevaarlijk om de zee op te gaan om te vissen.
In 1952 hebben alle mensen die hier nog woonden een vergadering gehouden, ze waren ongeveer met twintig. Ze praatten heel lang en besloten dat het tijd was om hun geliefde Hesteyri te verlaten. Iedereen vertrok. In die tijd kende mijn man de dokter hier, die ook de eigenaar was van het bekende doktershuis (wat nu het pannenkoekenhuis is). Hij zei tegen hem dat hij het zeker moest laten weten als hij het huis wou verkopen, want hij wou het hebben.” Birna had haar eigen zeven kinderen en haar schoonzus had er evenveel, dus ze hadden dringend een groter huis nodig.

“Toen mijn man stierf, en daarna ook de dokter, dacht ik dat het voorbij was.”, zegt Birna. “Maar toen hoorde ik over een rijke man uit Reykjavik die aan het rondvragen was om het huis te kopen. Ik kon de gedachte dat iemand die er nog nooit geweest was het zou kopen niet verdragen, dus ik belde de advocaat. Hij vertelde me dat de dokter een brief schreef voor hij stierf, waarin stond: “Als Birna Pálsdóttir het huis wil kopen, mag zij het hebben.” Ik was de enige aan wie hij het huis eigenlijk wou verkopen!” Het was 1993 toen ze het uiteindelijk kocht. Ze begon het gebouw te renoveren en dacht enkel aan een gezellig huis voor de familie. Maar niet veel later begonnen er af en toe boten voor toeristen te komen en vroegen ze haar of ze koffie wou serveren. “We besloten om het te proberen. In die dagen kwamen er maar vijf of zes mensen per jaar. Het was heel uitzonderlijk. Maar de boten werden groter en ook de groepen groeiden. Iedereen komt hier graag.”

“Onze” walvis die we zagen onderweg naar ‘huis’. (Met dank aan Hilde Elbers voor de foto <3!)

Een hard leven, maar goed voor de ziel

In het huis waren vroeger een handvol bedden en de dokter deed wat hij kon. Als mensen heel ziek werden moesten ze naar Isafjördur, aan de andere kant van de oceaan. “Tot 1903 waren er hier geen motorboten. Er waren wel grote schepen die vlees van de walvisfabriek kwamen halen, maar voor de rest moest iedereen roeien. Ik heb me altijd afgevraagd hoe ze in die tijd doodziek met een roeibootje tot aan het ziekenhuis geraakten, of hoe ze gingen winkelen voor kerstmis.”, zegt Birna terwijl ze uit het raam keek. “Heel veel mannen zijn hier in de zee gestorven, mijn man en schoonzoon ook. In december 1990 waren ze op het water en sloeg een grote golf hen om. Het was echt een heel moeilijke periode. Voor mijn man stierf had hij twee kleine bootjes en toen hij een grotere kocht was hij er van overtuigd dat er niks kon gebeuren. Het was waarschijnlijk ook veiliger, maar de zee kan soms zo moeilijk zijn. Het gebeurde zo vaak met vissers. Ze roeiden de oceaan op en kwamen nooit meer terug.”

Birna heeft de afgelopen twintig jaar elke zomer in Hesteyri gewoond. Ze komt begin juni aan en blijft tot eind augustus. “Het is zo mooi en speciaal.”, zei ze. En wie zou dat kunnen ontkennen? Om de een of andere reden was de plek misschien nog magischer dan de rest van IJsland. “Bijna al mijn kinderen zijn naar het zuiden verhuisd, maar ze komen me in hun vakanties bezoeken. Ik vind het niet erg hoor, het is hier een prachtige plek om alleen te zijn. Tot vorige zomer werkte ik nog in het pannenkoekenhuis, maar dit jaar voelde ik dat het te veel voor me werd. Ik ben viertentachtig dus mijn lichaam is niet altijd in hetzelfde humeur als mijn geest. Het is genoeg geweest, mijn zoon is de eigenaar nu. En ik kan de hele zomer op vakantie zijn!” Birna is nog niet op het schiereiland geweest buiten de zomer, maar het is haar droom om hier kerstmis te vieren. “Drie jaar geleden waren we helemaal voorbereid, maar toen kwam er super slecht weer en konden we echt niet gaan. De zee was te ruw om over te steken. Maar nu we sinds kort elektriciteit hebben door onze turbine in de rivier, zou het mogelijk moeten zijn om hier het hele jaar door te wonen. Ik zou hier dolgraag blijven. Negen maanden per jaar tel ik af om terug te komen. Ik hou van deze plek. Het is voeding voor je ziel.”

Het pannenkoekenhuis in Hesteyri, juli 2017.

“Niemand wist wat geld was.”

“Ik begrijp niet waarom mensen hier in de eerste plaats kwamen wonen. Het is zo’n harde plek! Misschien omdat je aan niemand huur moest betalen voor een stuk grond of een huis en je kon leven waar je wou? Mensen woonden hier met grote families en veel kinderen, ook in de winter. Omdat Hornstrandir ondertussen een natuurreservaat is zijn er geen grazende dieren meer, maar vroeger waren er nog wel wat schapen. En één man had een koe. In de winter bracht hij het dier op zijn motorboot naar Bolungarvik en in de zomer kwamen ze terug naar Hesteyri. Hij zei altijd dat zijn koe terug wou komen en elk jaar opnieuw lachten we er hartelijk om.

We begrijpen het nu misschien niet, maar mijn man zei altijd dat niemand wist wat geld was, voor de walvisfabriek er kwam. Ze waren het gewend om vis en schaap te ruilen, niet om geld te ontvangen en te betalen. Maar toen ze het zagen vroegen ze zich af waarom ze hier nog zouden blijven en wilden ze dichter bij de winkels wonen. Vroeger wilde niemand chique kleding of decoratie kopen, ze leefden gewoon. Het is een gigantisch verschil met hoe mensen nu leven. De fjorden waren de supermarkt, ze waren cruciaal om te overleven hier. Er was altijd vis, zelfs in de winter. Maar toen enkel de oudjes overbleven werd het moeilijk om genoeg voedsel te hebben voor de koude maanden.

Toen ik jonger was kon je niet met de auto naar Reykjavik, enkel per boot. In 1989 was er bijvoorbeeld een hele harde winter met veel sneeuw. Die kwam zelfs tot aan het dak! Maar als kind kwam ik nooit uit Bolungarvik. De eerste mensen die ons bezochten uit het zuiden kwamen in 1952 en toen ik een tiener was moest ik met de boot naar Reykjavik om naar school te gaan. Er is zoveel veranderd, sommige dingen positief en andere negatief. De mensen die hier woonden moesten alles zelf doen. Maar iedereen hielp elkaar. Het was hard, maar het maakte ons de onafhankelijke en sterke mensen die we nu zijn.”

De vallei en het fjord van Hesteyri, gezien van boven op de berg.

“Ik was veertien toen ik mijn eerste tomaat proefde.”

“Als kind at ik vaak walvisvlees en ik vond het heel lekker.”, zei Birna met een grote glimlach. “Tegenwoordig is er veel protest tegen de walvisvangst, maar je kan het vlees nog steeds kopen in sommige winkels. Als je hier woonde was de oceaan je enige bron van voedsel. Toen ik opgroeide at ik tonnen vis, allemaal verschillende soorten. We aten ook veel lam. Kippen of varkens waren er niet. Die laatsten zijn er trouwens nog steeds niet in IJsland. Ik was al veertien toen ik mijn eerste tomaat proefde in Reykjavik, maar in de zomer kweekten we wel aardappels. Er was net genoeg tijd om te groeien. Later probeerde mijn moeder ook salade en wortelen te telen en dat ging verrassend goed. We hadden soms appels met kerstmis, maar dat was het dan. Toen mijn man nog klein was lag er een Franse boot hier in het fjord en ging hij de mannen op het schip bezoeken. Ze gaven hem een appel en het was de eerste die hij ooit zag. Hij sneed hem in vier stukken en at hem op als avondeten. Onze kinderen geloofden het niet toen ik het hen vertelde, maar een appel was iets heel speciaals in die dagen.

De bewoners van het noorden kenden ook alles over de planten die hier groeiden en wisten hoe ze die medicinaal en als eten konden gebruiken. Maar veel van die kennis is verloren gegaan, de meeste mensen weten het niet meer. Gelukkig is er een vrouw uit Reykjavik die elk jaar komt om kruiden te plukken die ze medicinaal en voor thee gebruikt. Ze neemt de planten mee naar het zuiden en droogt ze daar. Zo blijft de kennis bewaard. Maar besef goed, planten waren maar een heel klein onderdeel van het vroegere dieet. De meeste mensen leefden enkel van vis. Gedroogde vis. Verse vis. Gekookte vis. Gebakken vis. Gerookte vis. Gegrilde vis. Alle soorten vis.”

Boven op het rotsplateau tijdens een hittegolf. Tussen Hesteyri en Látrar. De meeste wandelaars zien het hier in andere condities…(denk: sneeuw, ijs, mist, regen, …)

Geen solo hiking alsjeblieft.

Er kwamen die dag vijf coffee tours, waarbij toeristen van de (gigantische) cruiseboten naar Hesteyri gebracht werden om een korte wandeling te maken en koffie te drinken. Birna vond het allemaal prima; de mensen bleven daar niet lang en ze gingen niet ver. Andere IJslanders waren er niet zo tevreden mee, maar zij vond dat ze geen nee konden zeggen tegen mensen die wilden komen. “Toen wij jong waren wilden we ook alles zien, waarom zouden we dat verpesten voor jongeren die nu leven?”, zei ze overtuigd. “We hebben afgesproken dat we zouden zorgen voor de mensen die hier komen en hen zullen helpen als dat nodig is. We geven ook advies over het weer en de wandelroutes. In de zomer is er altijd iemand in de huizen in Hesteyri die een oogje in het zeil houdt, maar in Látrar en Hornvík is dat niet permanent. Het weer kan ook heel verraderlijk zijn. Er zijn goede dagen, maar de wind komt bijna altijd uit het noorden dus het is meestal echt koud. Veel toeristen die helemaal naar Hornvík wandelen komen uitgeput en verkleumd terug.”

Birna wordt er echt ongelukkig van als ze mensen alleen ziet vertrekken: “Ik heb het zelf ook al meegemaakt; je bent aan het stappen en ineens is alles wit en zie je nog maar een paar meter ver. Ik begrijp niet waarom mensen hier alleen willen komen. Gelukkig zijn er niet al te veel accidenten, buiten wat gebroken botten. Het is twee jaar geleden sinds de helikopter hier nog eens geweest is, voor een man die van Búðir kwam. Hij was alleen en had een rugzak met een plastic beschermhoes erover. Toen hij zijn evenwicht verloor viel hij in de sneeuw en werkte de hoes als een slee, waardoor hij tientallen meters naar beneden gleed tot hij op een groep grote stenen botste. Hij was helemaal alleen. Een paar uur later passeerden er gelukkig twee dokters uit Zwitserland die hem de eerste zorgen gaven. Hij had verschillende botten gebroken en er was overal bloed. De helikopter kwam, er kwamen dokters per boot en het laatste stuk moest iedereen stappen met al het materiaal op hun rug. Uiteindelijk heeft hij het gehaald. Maar hij heeft zoveel geluk gehad! De dokters waren de enige mensen in de wijde omgeving en als ze daar die dag niet gepasseerd waren was hij gestorven aan zijn verwondingen en de kou. Hij had ook geluk dat er niet te veel wind stond, want anders kan de helikopter niet tot hier komen. Het was een hele zware dag. Zelfs in de zomer ligt er soms sneeuw op de paden, je kan het nooit weten.”, zei Birna bezorgd. “Als je hier wil rondtrekken breng je best iemand mee.”

Birna.

Birna’s kortverhaal: “Er was vroeger een jongen die in een oud huis van steen en aarde woonde, zoals de meeste IJslandse huizen. Op het einde van de winter kreeg hij een kinderziekte. Het leek alsof hij zou sterven, zoals zijn zuster voor hem, maar zijn ouders leefden op hun laatste hoop: de dokter. Ze legden hun zoon in een kist en droegen hem helemaal te voet van Búðir over de bergen naar Hesteyri. Toen ze aankwamen kreeg de jongen amper nog lucht, maar de dokter maakte zijn luchtpijp open en hij kon terug ademen! De ouders legden hem terug in de doos en droegen hem helemaal terug naar Búðir… Dat verhaal kende iedereen vroeger en het is een echte legende geworden.
Twee jaar geleden kwam er een jong koppel koffie drinken in het doktershuis. De man vertelde me dat zijn grootvaders’ leven hier gered was en vroeg of we het ons nog herinnerden. Natuurlijk zei ik ja, en ik vertelde hem over de keer dat zijn grootvader ons hier kwam bezoeken. Niet als kind, maar als oude man. We waren de legende toen aan het vertellen en op het einde trok hij zijn sjaal naar beneden en toonde ons het grote litteken in zijn keel: “Ik ben die jongen.” Ik zal dat moment nooit meer vergeten.”

Meer weten over IJsland? Het verhaal start hier.

Foto bovenaan: De oude school in Hesteyri, Hornstrandir, waar Birna in de zomer woont.