Vijf jaar geleden stortte het Rana Plaza-gebouw in Bangladesh in elkaar. “Dit laten we nooit meer gebeuren!”, riep de wereld, en de kledingindustrie investeerde in infrastructuur. Maar wat met de arbeidsters? Die werken er nog steeds aan een hongerloontje en hebben vaak pijnstillers nodig om de lange, veel te drukke werkdagen door te komen. Allemaal zodat wij de goedkoopste nieuwe t-shirts, sneakers of zomerjurkjes kunnen kopen. Of soms zelfs de dure, want die worden vaak in dezelfde omstandigheden gemaakt. De sector blijft gewetenloos en aan een rotvaart produceren, maar moeten wij hun producten per se consumeren?
Toen er duizend mensen stierven en tweeduizend gewond raakten bij de Rana Plaza-ramp, leek het even alsof het tij zou keren. Vanuit alle hoeken klonken verontwaardigde stemmen: hier moest iets veranderen! Zowel in Bangladesh als in de rest van de wereld kwamen arbeiders en consumenten op straat. Tweehonderd kledingproducenten en retailers sloten hoopvolle akkoorden, waarin stond dat ze niet alleen zouden investeren in betere infrastructuur, maar ook in het verbeteren van de schrijnende arbeidsomstandigheden. De reportages over de armoedige, miserabele levens van de werknemers volgden al snel en de consument rekende er op dat de industrie verantwoordelijkheid zou nemen.
Vijf jaar later lijkt het een grote illusie. Kleding kost minder dan ooit en de meeste mensen zijn de ellendige beelden al lang vergeten. De arbeidsters betaalden zelf voor de extra toiletten en brandblussers door nog harder te moeten werken. Volgens een recent rapport produceren sommigen tot 60% méér dan voor de ramp. De vrouwen werken vaak twaalf uur per dag, zes dagen per week. Ze hebben psychische en fysieke problemen en komen de dag door met pijnstillers die ze in één van de vele apothekers halen. De werkdruk ligt torenhoog maar ’s avonds komen ze nog steeds thuis onder een golfplaten dak in een sloppenwijk, met een loon dat vaak niet hoger is dan 53€ per maand. Zelfs in Bangladesh heb je minstens het dubbele nodig om een armoedig, maar toch menswaardig leven te kunnen leiden.
Ik hoor hoe iemand vijf nieuwe kleedjes bestelde bij Zalando. Gewoon, omdat de zoveelste promodeal naar haar hoofd geslingerd werd en je daar toch niet aan kan weerstaan. Het lijkt alsof sommige vrouwen elk modeseizoen een nieuwe garderobe nodig hebben. Ze moeten gaan shoppen. Of anders wat? Zijn alle kleren van vorig jaar versleten of kapot? Trends heb ik nooit echt gevolgd. Het kon niet rebels genoeg in mijn tienerjaren, en daarna heb ik vooral mijn eigen gevoel gevolgd. Van race to the bottom winkels als Primark en Zalando moet ik niks weten, ik heb nog nooit bij hen gekocht. En nu de jaren 90 ineens terug in het straatbeeld verschijnen kan ik alleen maar blij zijn dat ik geen fashion victim ben. Waren we het er niet allemaal over eens dat die stijl nooit meer terug moest komen?
Ondanks alle campagnes en het feit dat er steeds meer duurzame collecties en merken opduiken, is er nog een lange weg te gaan voor de kledingindustrie. Bepaalde merken doen hun best om te veranderen, maar eigenlijk moeten ze hun hele werkwijze omgooien. Als we logisch nadenken weten we dat een t-shirt van 5,99 euro nooit op een eerlijke manier gemaakt kan zijn, maar toch blijven we ze kopen. Moesten wij ze niet meer willen, dan zouden ze niet meer gemaakt worden. Maar moet de volledige verantwoordelijkheid bij de consument liggen? Ons land legt momenteel nog geen straffen op aan multinationals die onethisch produceren en het is amper bekend welke winkels goed bezig zijn en welke niet. Hoe moeten we door de bomen het bos nog zien? Er bestaan tientallen apps om de fairness van kledij op te zoeken, maar het valt vooral op hoe weinig info en merken er eigenlijk in staan. Zo lang ze niet proper produceren, houden ze de informatie angstvallig geheim. Dat alleen al zou een reden moeten zijn om niet bij een merk te kopen… Wie niet wil communiceren over de afkomst van een product, heeft iets te verbergen. In dit geval tienduizenden vrouwen die een ellendig leven leiden en op die manier betalen voor onze fast fashion.
En als dat nog niet overtuigend genoeg is om minder kleding te kopen, dan zou de impact op het milieu dat wel moeten zijn. De kledingindustrie is de op één na meest vervuilende sector ter wereld. Een t-shirt kost gemiddeld maar liefst 2700 liter water, de fabrieken stoten massa’s CO2 uit en ze werken meestal met giftige, schadelijke chemicaliën. En dan is er nog de afvalberg. Wat de ketens niet kwijt geraken in hun megalomane (web)winkels wordt weggegooid… De exacte cijfers zijn niet bekend (surprise!), maar onderzoekers schatten dat het jaarlijks om ongeveer 1,23 miljoen* nieuwe, maar onverkochte kledingstukken gaat. De helft daarvan wordt rechtstreeks verbrandt, de rest krijgt gelukkig een nieuw leven in vilt. En thuis gaat het gewoon verder. Slechts 15% van de tonnen kleding die Amerikanen met z’n allen weggooien, wordt gerecycleerd (cijfer 2014). In Europa zal het waarschijnlijk niet veel beter zijn…Is de som van al die redenen onze goedkope, laatste modetrends echt waard?
Het is moeilijk om te weerstaan aan de overdaad aan mooie spullen die overal aan lage prijzen voor je neus gehouden worden. Ik ben geen grootverdiener en wil af en toe ook wel eens iets anders, dus ik ga meestal op zoek naar alternatieven. Ja, ik heb ook broeken van H&M en kon vorig jaar niet weerstaan aan een hemd dat ik paste met een vriendin die bij Zara naar binnen wou. Maar toch denk ik er nog vaak aan dat ik langer had moeten sparen en voor een ethisch alternatief had moeten gaan. Fair betekent vaak duurder. Het is dan ook de werkelijke prijs van een product en niet de naar beneden gedrukte versie waar het milieu en iemand aan de andere kant van de wereld voor betaalt. Ik probeer me telkens dezelfde vragen te stellen: heb ik het nodig? Wat is de impact van mijn aankoop? Word ik gelukkig van het totaalplaatje? Afhankelijk van hoe de antwoorden voelen koop ik iets of niet. En heel af en toe, zoals bij het hemd, laat ik mijn principes even varen en ga ik voor goedkoop en gemakkelijk. Soms wint de verleiding van de zelfdiscipline.
Maar de mooiste kleding, die vond ik de laatste jaren tweedehands. Als een vriendin haar kast opruimt checken we eerst bij elkaar of de anderen er iets van willen hebben. Zo kreeg ik al hel wat pareltjes in mijn kast! Check ook regelmatig kringloopwinkels of kledingruilevents zoals ShairFairs. Ik verschiet er zelf nog altijd van wat je er soms kan vinden. En heb je als eens geprobeerd om je oude stukken op een andere manier te combineren? Of misschien ben je handig genoeg om zelf iets in elkaar te steken? Als je toch iets nieuws wil dan kan je een kijkje nemen bij FairWear of Rankabrand om te zien welke merken ethisch produceren. Of kies voor één van de ontelbare prachtige duurzame merken die nu (vaak online) te vinden zijn. Je betaalt meer, maar de kwaliteit is meestal veel beter én je kan het met een gerust hart dragen. Ik ben nog steeds zo fier als een gieter op mijn ondertussen vijf jaar oude Hemp Hoodlamb-jas. (Not sponsored, ik sta zelf achter het merk dat ook het geweldige Sea Shepherd steunt.)
Als de industrie geen verantwoordelijkheid wil nemen, zal de consument het moeten doen. Als wij hun spullen niet meer kopen, zullen ze moeten volgen. Het is echt niet altijd gemakkelijk om te weerstaan aan alle mooie (onethische) spullen, maar als het lukt voelt het achteraf altijd veel beter. Dan is het geen overwinning voor je kleerkast en de portefeuille van de aandeelhouders, maar voor de eerlijke werkgevers en de arbeider die voor hen werken, voor het milieu waar we allemaal in leven en voor je eigen karma en energie.
Nog meer info over de kledingindustrie vind je bij Awearness Fashion.
Foto: met dank aan de gulle gever uit de fotodatabank.
Pingback: Conscious Café #3: The True Cost (of fashion) – Onder de bomen