De Historia Naturalis: geschiedenis van de kruidengeneeskunde in een magistraal werk

Van de antieke oudheid tot nu is er enorm veel geschreven over de geneeskrachtige eigenschappen van kruiden uit de Lage Landen. Het is een hele opgave om zelf een duidelijk beeld te krijgen van al die verschillende inzichten en toepassingen, maar De Historia Naturalis (2019) brengt daar verandering in. Aan de hand van honderd inheemse planten komt de geschiedenis van de kruidengeneeskunde tot leven. Het luxueus uitgegeven boek is een parel voor wie van natuur, geschiedenis en schoonheid houdt.

Auteur Marcel De Cleene geeft in het referentiewerk een duidelijk en toegankelijk overzicht van de inzichten die de voorbije tweeduizend jaar verzameld werden over kruiden ‘van bij ons’. De kennis uit de klassieke oudheid en de titel van het boek zijn gebaseerd op de Naturalis Historia van de Romeinse encyclopedist Plinius de Oudere (23/24-79), een werk dat maar liefst zevenendertig (!) boeken bevat. Verder volgen er chronologisch andere belangrijke kruidenwerken, waaronder die van Dodoens, Lobelius, Munting en von Bingen. In combinatie met de begeleidende historische illustraties uit het archief van de Plantentuin Meise, vormt dit nieuwe boek een magistraal werk (688 pagina’s) waar je uren in wil blijven lezen.

Kruiden doorheen de eeuwen

Vóór de uitgebreide plantenlijst aan bod komt, krijgt de lezer een beknopt algemeen beeld van kruidenkennis en -kenners. De oudste informatie over planten staat in spijkerschrift op de Sumerische kleitabeletten van ongeveer vijfduizend jaar voor Christus. Sindsdien probeerden natuuronderzoekers op alle mogelijke manieren planten en hun toepassingen in kaart te brengen. Van de Griekse Hippocrates en Theophrastos over de Romeinse Plinius en Galenus tot Magnus, van Ravelingen, Lescluse en Linnaeus: alle belangrijke leermeesters komen aan bod, en nog veel meer.

Wat duidelijk naar voor komt in het boek, is dat er doorheen de eeuwen enorm veel naamsverwarring is ontstaan bij de identificatie van planten. Onderzoekers gaven vaak verschillende namen en het duurde soms lang voor ze beseften dat planten uit het zuiden niet altijd dezelfde waren als die uit het noorden. Pas toen Linnaeus in 1753 zijn Species Plantarum uitbracht, kwam er een grote doorbraak in de classificatie en nomenclatuur van kruiden, al was het zeker niet perfect. In De Historia Naturalis krijg je een mooi beeld van hoe die kennis evolueerde. Daarnaast geeft de auteur ook de basis mee van signatuurleer, humoraalpathologie en magie, die in oude kruidenboeken nooit ver weg zijn.

De Historia Naturalis over Gewone Berenklauw

Honderd magnifiek geïllustreerde planten

De hoofdbrok van De Historia Naturalis bevat de gedetailleerde (geschiedkundige) omschrijvingen van honderd inheemse kruiden uit de Lage Landen. Het moet een titanenwerk zijn geweest om alle informatie uit de voorgaande kruidenwerken te rangschikken per plant. Elk exemplaar kreeg gezelschap van een mooie achttiende-eeuwse illustratie. Aan de hand van het gebruik neemt het boek je mee door de geschiedenis. Zo lees je bijvoorbeeld dat sommige kruiden die beschreven stonden op de kleitabletten van Gilgamesj, nog steeds een belangrijke plaats hebben in de hedendaagse fytotherapie.

Mooie extra voor wie, net als mij, van taal houdt: er zijn volledige passages overgenomen uit onder andere de in het Diets geschreven Herbarijs (1351) en De Herbarius in Dyetsche (1500). Soms vermoeiend, maar minstens even boeiend om uit de eerste hand te lezen hoe onze voorouders hun (vaak nog subjectieve) inzichten deelden. Uit De Herbarius in Dyetsche:

Dese cruyden syn seer goet tsegen (tegen) heete apstonien (blaren) als erispillen (dat sijn apstoniem van vierigher (vuriger) coleren (kleur) ende tseghen flegmonem (dat sijn apstonien of puysten van heeten bloede) als teskenscruijt (herderstasje) met eeck (azijn) ghestoten (gestampt) daer op es gheleet (gelegd), want het weerstaet (bestrijdt) die materie dy (die) ten (naar) apstonien wert (toe) sou loopen.’

De opsommingen van wie er wat over een bepaalde plant geschreven heeft, kunnen soms lang zijn, maar de Historia Naturalis is wel volledig. Een groot deel van de kruiden wordt vandaag nog steeds in de fytotherapie of volksgeneeskunde gebruikt. Bij elke plant eindigt de geschiedenis daarom met de moderne geneeskunde, al blijft het bij een beknopte opsomming van de inhoudsstoffen, toepassingen en aandoeningen. Het werk is niet bedoeld als een nauwkeurig praktijkboek met exacte vormen en doses, daar zijn andere uitgaves voor.

Naast de geschiedenis en toepassingen, krijg je per plant een kadertje met waar je voor moet opletten (contra-indicaties). Op het einde volgen er telkens duidelijke tabellen die in één oogopslag weergeven wie welke kruiden voor welke toepassingen gebruikte, een originele extra die kruidenliefhebbers zeker zullen waarderen. Om het geheel luchtiger te maken, kom je tussendoor leuke weetjes, recepten en huishoudelijke toepassingen tegen. Met de meeste kan je zelf aan de slag. Denk dan bijvoorbeeld aan absintwijn, lentesaus met madeliefjes, middeltjes tegen insecten, motten en muizen of manieren om planten als verf te gebruiken, en als gier voor in de tuin.

Oproep: meer onderzoek naar Europese kruiden

Achteraan De Historia Naturalis doen de auteur en uitgeverij een oproep om meer wetenschappelijk onderzoek te doen naar Europese kruiden. Op basis van de kennis uit het verleden, hebben we misschien heel wat meer geneeskrachtige planten in onze buurt dan we tot nu toe beseffen. Als herboriste ben ik er zelf ook van overtuigd dat de natuur ontzettend veel oplossingen biedt voor ziektes, aandoeningen en tekorten. Onze voorouders wisten dat heel goed, en het is enorm belangrijk om te onthouden, zeker in tijden van Big Pharma. Wie De Historia Naturalis in huis haalt, heeft alvast de beste hedendaagse bron van inspiratie in handen. Het boek is een prachtig cadeau voor iedere planten- en geschiedenisliefhebber.  

De Historia Naturalis van Marcel De Cleene is te koop bij de meeste boekhandels.