Studentendoop

“Eind 2018 stierf Sanda Dia tijdens zijn studentendoop.” Die zin had nooit geschreven moeten worden. En toch is het gebeurd. Na urenlange vernederingen, sloten alcohol en een verplicht verblijf in een put met ijskoud water ergens in een bos achter een chalet, kon zijn lichaam het niet meer aan. Gruwelijk. Vreselijk. Ongelooflijk triest.
Pushen, drillen en vernederen is spijtig genoeg inherent aan (de meeste) studentendopen, ook de mijne. Ik kreeg de belofte op een onbeschrijflijk sterk groepsgevoel, vrienden voor het leven, hulp bij het studeren en connecties voor later, maar in realiteit was het de rotste week uit mijn studentencarrière, en zag ik die mensen nooit meer terug.

Ik kende niemand op de Hogeschool. Het enige wat ik wilde, was zo snel mogelijk aansluiting vinden bij mijn nieuwe klasgenoten en medestudenten. Die eerste dag leerde ik C. kennen, die ook alleen in de aula zat. Het klikte en we trokken samen op. Oef. Toch al iemand. Samen werden we meerdere keren per dag aangesproken door leden van studentenclubs. Ze waren allemaal even vrolijk en vriendelijk, deelden koffiekoeken uit en organiseerden gratis feestjes. Hun stijl en muziek waren helemaal niet mijn ding, maar ik liet me meeslepen door het enthousiasme en dacht dat ik misschien wel een doorsnee student zou kunnen worden.

Ongeveer een week na het begin van het schooljaar en ontelbare gratis goodies en biervaten later, begonnen de studentenclubs schachten te ronselen. Er gingen verhalen rond dat je nooit aan samenvattingen zou raken en amper vrienden zou hebben als je niet in een club zat. Ik was altijd al een buitenbeentje geweest, maar was vastbesloten om daar toen iets aan te veranderen. C. en ik besproken het samen. We wilden eigenlijk geen lid worden of een doop meedoen, maar we dachten dat het de enige manier was om op een leuke manier door onze studies te raken. De populairste studentenclub lieten we links liggen. We kozen voor een kleinere, volgens andere rustigere club waar het allemaal wel mee zou vallen. Of dat dachten we toch.

Wat we op voorhand niet wisten, is dat we vijf dagen voor de doop van de club, ‘verkocht’ zouden worden aan leden van andere clubs. Zij konden in het café bieden op ons, met bakken bier als betaalmiddel. Eén voor één werden we op de toog geroepen, voor een vol café dronken studenten. Vreselijk. Ik zag hoe de jongens iets grappigs deden en veel meisjes zich langs hun beste kant lieten zien. Moest ik dat ook doen? C. en ik werden samen met een jongen die ik niet kende op de toog getrokken. Ik herinner me nog steeds het lawaai en de tientallen roepende gezichten. C. en ik waren te verlegen om iets opvallends te doen, en ook de jongen wist geen blijf met zijn lijf. Na veel aandringen waren er toch twee studenten die op ons wilden bieden: twee bierbakken voor ons alle drie. Spotgoedkoop. De komende vijf dagen waren we zogezegd hun bezit. Iemand van onze ‘eigen’ studentenclub wenste ons succes: we waren gekocht door leden van een club die bekend stond om haar beruchte dopen. Ze namen ons diezelfde avond mee naar hun stamcafé, lieten ons op onze knieën met ons hoofd naar beneden zitten en goten om de tien minuten bier naar binnen. Vreselijk.

Ik herinner me die week als een waas. De jongens lieten ons naar de les gaan, maar buiten de uren verwachtten ze ons op de Groenplaats. Vriendelijk waren ze niet. We moesten ten allen tijde geknield zitten en mochten hen niet aankijken. Ze lieten ons de ene na de andere pint drinken, afgewisseld met vissaus en vernederende opdrachten. Hondenbrokken eten. Gênante vragen stellen aan voorbijgangers. Allerlei stinkende dingen in je haar laten smeren. Ik weet de details niet meer. Deels door de liters bier die ik zelfs niet lustte, deels omdat ik het niet wou onthouden. Elke avond kwamen C. en ik stinkend en dronken thuis op kot. Ik haatte die dagen. Ik haatte mezelf omdat ik het deed. Ik schipperde tussen opgeven en doorgaan. De studentenclubs wonnen. Ze zeiden dat het helemaal anders zou zijn eens we gedoopt waren, en dat we het dan volgend jaar zelf konden doen met nieuwe studenten. Ik wist toen al dat ik anderen nooit zoiets zou aandoen.

Tegen het einde van de week telde ik de uren af. De doop stond nog op het programma. Ik had al verhalen gehoord over mensen die urenlang op blote knieën ergens in een ijskoud fort moesten zitten, de meest gruwelijke dingen moesten eten en nog meer alcohol moesten drinken. Was deze week nog niet voldoende? Gelukkig was mijn doop zelf eerder een anticlimax. We moesten maar een klein beetje drinken, en mochten zelfs vervangen door water. Het eten beperkte zich tot het minimum. De opdrachten leken nog het meest op wat we deden tijdens dopen bij de Chiro. Relatief tof. Van een samenhorigheidsgevoel was geen sprake. C. en ik kenden niemand van de andere studenten en waren helemaal murw van de zware week. Niemand sprak ons aan of vroeg hoe het geweest was.

We namen afscheid en gingen naar huis. In de douche rook ik de doordringende geur van lookpoeder, die er maanden later nog steeds zou zijn wanneer ik mijn haar natmaakte. Ik liet me op mijn bed zakken en voelde me leeg. De week en de doop hadden me niets gebracht. Ik had geen nieuwe vrienden gemaakt en voelde me diep vernederd. De jongens die ons gekocht hadden, durfde ik amper nog onder ogen te komen. Van de studentenclub en haar leden hoorde ik nooit meer iets. Connecties voor later, haalde ik er niet uit. Alcohol: ik kreeg er een degout van en zweerde het helemaal af, en nog steeds. Samenvattingen maakte ik zelf. Ik deelde ze met de tientallen studenten in mijn klas die zich niet hadden laten dopen. Blijkbaar waren dat er heel veel. Had ik dat maar op voorhand geweten. De unity en hechte vriendschappen die ik zo zocht, vond ik de weken en maanden nadien bij de andere buitenbeentjes en op feestjes en concerten. Sommigen zijn nog even waardevol als toen.

Iemand opperde dat studentendopen verboden moeten worden, maar kunnen we ze niet ombuigen naar iets anders? Het zou ook iets heel positief kunnen zijn, voor iedereen. Rituelen zijn mooi, als ze liefdevol en respectvol zijn. Wat als dopen een heel ander soort van verbroedering zou zijn? Niet met vernederingen, maar echt met diepgang en unity. Dat klinkt minder cool in sommige kringen, maar in de mijne zijn vernederingen net not done. Waarom heeft niemand iets gezegd of gedaan toen Sandia Dia twee uur voor zijn dood al buiten bewustzijn was? Waarom heeft niemand die gasten een halt toegeroepen? Waarom vond niemand dat ze te ver gingen? Hoe konden ze dit doen en ernaar kijken? Blijkbaar vonden ze het doodnormaal om nieuwe leden zo te behandelen. Reuzegom had al een slechte naam en stond erom bekend heel ver te gaan bij studentendopen. Je wordt er zogezegd hard van en smeed er een band mee, maar onderzoekers spreken dat zelfs tegen. Toch vraag ik me af of niemand van de achttien (!) aanwezigen de aandrang had om tegen te spreken en Sanda Dia te helpen. Elke normale mens zou dat toch doen?

In de media woedt een hevige discussie over de verantwoordelijkheid van de leden van de studentenclub Reuzegom, die de doop organiseerden. De jongemannen die terechtstaan, blijken stuk voor stuk rijkeluiskindjes te zijn die zichzelf zagen als de ‘potentiële elite’ van Vlaanderen, met bijbehorende dure advocaten. Ik walg ervan. Mensen die kicken op vernedering en macht: willen we die op de belangrijke posten hebben? Uit WhatsApp-gesprekken blijkt dat ze de dood van Dia wilden verstoppen. Ze wisten berichten, kuisten de locatie op en gooiden de gruwelijke put dicht. Op 4 september beslist de raadkamer of de studenten al dan niet doorverwezen worden naar de correctionele rechtbank. Google even naar het verloop van de studentendoop van Sanda Dia, en oordeel (eventueel) zelf.

PS: Enorm veel sterkte, liefde en licht voor de vrienden en familie van Sanda Dia.

Foto: via Pixabay