Marwa

Zaterdagavond, iets na half negen. Het is vier graden. In het oranje licht van de straatlantaarns danst een gordijn van miezerregen. Kille wind brengt de geur van de Schelde naar de jachthaven van Linkeroever. Er is amper iemand op straat buiten wij, een vriendin en ik, die wachten op eten dat geleverd wordt met een elektrische step. Tot Marwa traag voorbij stapt. Twijfelend, angstig, vol verdriet. Ze trilt als een rietje. Van de kou? Of van iets anders?

In het Engels spreekt ze ons aan. Ze is van onze leeftijd. Wat we daar met twee vrouwen staan te doen in de kou op straat? Wachten op eten dat ons gebracht wordt met een step. Het is bijna gênant om te zeggen. En zij dan? We zien dat ze huilt. Tranen stromen onophoudelijk over haar wangen. Haar man heeft haar uit de auto gegooid en wil niet dat ze naar huis komt. Hij is agressief. We vragen of hij haar pijn heeft gedaan. Ze begint nog harder te huilen, haar hele lichaam schokt. Ik wil haar eigenlijk vastpakken maar denk aan de coronamaatregelen.

Of ze familie of vrienden heeft die ze kan bellen? Ze snikt luid. Haar zus woont in Duitsland, de rest van de familie nog in Afghanistan. Buiten haar man is ze hier helemaal alleen. Ik vraag hoe ze heet. Marwa, spreekt ze heel mooi uit. Ze kent hier niks of niemand, is radeloos, weet niet wat ze moet doen. Honger heeft ze niet. We stellen voor om een vluchthuis te zoeken, een veilige plek. Dat ziet ze zitten, maar ons voorstel is makkelijker gezegd dan gedaan. De adressen van vluchthuizen staan natuurlijk niet op het internet, bij de daklozenopvang mag ze niet binnen omdat ze niet écht dakloos is en als ik het woord politie vermeldt, worden haar ogen groot en smeekt ze om geen politie in te schakelen. Zou ze problemen hebben met haar papieren?

Nee. Tien minuten en enkele telefoontjes later staan we terug bij af en vraag ik waarom ze geen politie wil inschakelen. Zij kunnen noodopvang bieden en haar helpen. Hebben we andere opties? Marwa begint weer harder te huilen. Tussen de snikken door zegt ze dat ze volgens haar man teruggestuurd zal worden naar Afghanistan als ze de politie contacteert. Ik vraag of ze papieren heeft, ze zegt van wel. Een verblijfsvergunning van een jaar. De man heeft haar dus wijsgemaakt dat ze geen hulp kan inschakelen van de politie. Hij kan doen wat hij wil. Hij heeft haar onder controle. Zij is bang en doet er alles aan om niet teruggestuurd te worden naar het land waaruit ze gevlucht is. We verzekeren haar dat de politie haar zal helpen en niet terug zal sturen. Dat ze bij hen warm binnen kan zitten en haar verhaal kan doen. Dat ze niet de hele nacht buiten in de kou hoeft te staan. Ze wordt rustiger en stemt toe. De agente van de Blauwe Lijn klinkt heel begripvol, schrijft alle gegevens op en stuurt een ploeg langs.

Marwa bedankt ons meerdere keren. In haar grote donkere ogen zie ik alleen maar verdriet en angst. We kunnen het zelf amper droog houden. Marwa aarzelt en loopt dan toch met open armen op me af, luid huilend. Fuck corona, denk ik in die paar seconden waarin ik zou kunnen weigeren, en ik sla mijn armen ook om haar heen. Snikkend laat ze haar hoofd op mijn schouder zakken. Ik fluister dat ze goed voor zichzelf moet zorgen, dat ze zoveel belangrijker is dan die man, dat ze niet bij hem moet blijven als hij haar pijn doet. Ze snikt nog harder.

Ik vraag me af hoe haar verleden eruitziet. Wat heeft Marwa al meegemaakt en gezien in haar leven? Ze is gevlucht uit Afghanistan om een beter leven te leiden, maar staat op een ijskoude herfstavond alleen op straat in een vreemde stad, buitengezet door een agressieve man. Serieus?! Ik word er ontzettend boos en verdrietig van. Ze verdient zoveel beter.

Intussen staan we al meer dan een half uur op straat. De jongen met de step kwam ongeveer een kwartier geleden ons eten brengen, maar waar dat een uur eerder zo belangrijk leek, is het nu bijzaak. Dat de potato wedges koud zijn kan ons niks schelen. We nemen afscheid van Marwa. We drukken haar op het hart dat ze niet bij een man hoeft te blijven die haar slecht behandelt, maar beseffen tegelijk dat het makkelijker gezegd is dan gedaan. We kunnen alleen maar hopen dat ze het betere leven zal vinden dat ze zo zoekt en verdient.

De uren en dagen na onze ontmoeting denk ik vaak aan Marwa. Zij vluchtte als noodzaak naar de andere kant van de wereld, ik vertrek uit eigen wil naar de andere kant van Europa. Zij maakt zich zorgen over waar ze veilig kan slapen die nacht, ik over het eten dat geleverd wordt met een step. Zij is bang van haar man, ik heb een geweldige partner. Zij is oh zo afhankelijk van anderen, ik bepaal zelf wat ik doe. Ik ben vrij, zij (nog) niet. Onze levens liggen ver uit elkaar, en toch voel ik me zo verbonden. Ik voel verdriet voor Marwa en alle sisters die naar beneden geduwd worden door hun man of iemand anders. Moest ze voor de deur van ons huis hebben gestaan, we hadden ze meteen binnengelaten en een slaapplek aangeboden. Het enige wat we kunnen doen is ons massaal uitspreken tegen (partner)geweld en haat, en er zijn voor elkaar. Altijd en overal.

Dankbaar ben ik, voor de liefde in mijn leven, de vrijheid en de zelfbeschikking. Voor het vertrouwen en het zelfvertrouwen dat ik kreeg. Voor de vrouwenrechten en de solidariteit. En voor de liefdevolle mannen in mijn omgeving.

Op zoek naar hulp bij geweld, misbruik of kindermishandeling? Bel het gratis nummer 1712.  

Foto bovenaan: Gartengoere via Pixabay