De omgeving rond Gordes overtuigde ons om de Provence verder te verkennen. We kwamen terecht tussen een massa toeristen in Roussillon en Fontaine-de-Vaucluse, maar vooral bij gelijkgestemden aan de voet van de Mont Ventoux. Zij gaven ons oneindige inspiratie om binnenkort zelf aan de slag te gaan.
Verschillende mensen hadden ons gewaarschuwd, maar we gingen toch naar Roussillon, bekend voor het oker dat daar gewonnen werd. Helaas kreeg Buju die dag zijn tweede reeks vaccins, waar hij helemaal niet goed van werd. Tot ver na middernacht was het onmogelijk om hem rustig te krijgen. Ocharme het kleintje… Het duurde dagen voor hij weer zichzelf was. We deden het dus rustiger aan, en bleven een extra dag staan op de drukste plek waar we tot nu toe al gestaan hebben. Dat kwam door Les Sentiers des Ocres, een unieke plek met oker- tot terracottakleurige rotsen, wanden en paden. Heel mooi en nooit eerder gezien, maar wij knapten helemaal af op het pretparkgehalte van het kleine natuurpark. Gigantische stampvolle parkings, dure souvenirwinkeltjes en lange rijen voor de snackbar. We aten een ijsje bij het biowinkeltje verderop en bleven de rest van de dag in de buurt van de camper. Buju had zijn rust nodig.
Dan maar naar Fontaine-de-Vaucluse, niet te missen volgens de meeste mensen. Het was er ook redelijk druk, maar niet in vergelijking met Roussillon. Het dorp ligt op een indrukwekkende plek, ingesloten door een loodrechte steile rotswand. Aan de voet daarvan is de bron van het bovengrondse deel van de Sorgue, een rivier die recht uit een sprookje leek te komen. De kleurschakeringen varieerden van smaragdgroen tot azuurblauw. Het water stroomde met brute kracht over de afgeronde rotsen, recht door het idyllische dorp. Gelukkig was het nog geen hoogseizoen. Het aantal kraampjes en winkeltjes vertelde veel over hoe het er dan aan toegaat… We kochten handgeschept papier met bloemetjes bij Vallis Clausa, de door een groot waterrad aangedreven Moulin à Papier. Onder de oude platanen genoten we van een drankje en het vakantiegevoel, maar we zeiden ook dat we weg wilden. Weg van de toeristische plekken, weg van de grote massa, terug naar de rust die we zo waarderen.
We hadden al contact opgenomen met een vriendin die we bijna tien jaar geleden uit het oog verloren. Zij reageerde vorig jaar op mijn blog over ons vertrek en liet toen al weten dat we heel welkom waren bij haar, aan de voet van de Mont Ventoux. Ze vertelde er ineens bij dat ze in een door haar vriend gebouwde hut in de bergen woonde. Helemaal ons ding! We reden dus een uurtje naar het noorden, met maar één berg in het vooruitzicht. Ook al hadden we elkaar zo lang niet gezien, het voelde meteen goed. We ontmoetten elkaar in Bédoin, waar we vooral andere Belgen tegenkwamen, maar dan wel in fietstenue. Het is hier natuurlijk het paradijs voor (amateur)wielrenners die de Ventoux op willen rijden. Gelukkig kregen we een mooi plekje een aantal kilometer verderop, te midden van de wijngaarden en steeneiken. De paden rondom zijn verlaten, net als de Combe de Curnier, een smalle kloof enkele kilometers verderop. Gedempte geluiden, hoge kliffen en smalle doorgangen tussen de duizenden jaren uitgesleten rotsen. Prachtig.
Met onze vriendin reden we een half uur verder de bergen in, richting Monieux en haar geliefde. Dat dorpje kende ik intussen al van het boek ‘De Bekeerlinge’ van Stefan Hertmans, de Vlaamse auteur die er zelf ook al lang woont. Ik zag de personages bijna echt door de bergen lopen. Het maakte de geschiedenis van de plek heel tastbaar. En wat een omgeving! Ceders in alle levensstadia staken boven de oude en lage begroeiing uit. Hun grillige vormen vielen op in de eindeloze bossen op de flank van de Mont Ventoux. We waren geklommen tot meer dan negenhonderd meter en zaten in een andere wereld, in wat als onze wereld voelde. Enkele gelijkgestemde buren, maar vooral een prachtige zelfgecreëerde plek in het midden van de natuur.
We tafelden in de warme middagzon en verbaasden ons over het vakmanschap en de kunst waarmee het huisje, de badkamer en de terrassen gebouwd waren. Overal zagen we unieke kunstwerken en harmonieuze samenwerkingen met de natuur. We stonden met open mond te kijken. Gebouwd met hout van eigen domein, gerecupereerde ramen en deuren, tot in de puntjes afgewerkt met kunstige details. Zoiets willen we ook! Het leven daar sprak ons ook enorm aan. Ver van de hectiek van de maatschappij, leven met respect voor hun omgeving, enkel natuurgeluiden en een onwaarschijnlijk uitzicht. Soms hard, zeker in de winter, maar we zagen vanop de eerste rij hoeveel ze ervoor terugkregen.
Over desolate bergpaadjes stapten we met een indringende tijm- en bremgeur enkele kilometers over de bergflank. Voor ik het doorhad, stonden we ineens voor een honderden meters diepe afgrond en keken we uit over de donkergroen beboste Gorges de la Nesque. Duizelingwekkend. Pas toen ik de weg met een handvol auto’s halverwege de kalksteenkloof zag kronkelen, had ik door hoe groot het was. Het duurde even voor mijn hersenen het gigantische perspectief konden plaatsen. Magnifiek. Ik werd overspoeld door dankbaarheid om daar te mogen zijn, dat te mogen zien, het te mogen beleven met mensen die weinig woorden nodig hebben om elkaar te begrijpen.
De dag nadien reden we met onze vriendin mee naar de top van de Mont Ventoux (1912m!), met een oude, kleine Renault 5. En we hebben het vlot gehaald! Kronkelend klommen we door de kaler wordende bossen, steeds meer fietsers achter ons latend. Chapeau voor zij die het kunnen, maar mij spreekt het niet aan. Ik vrees ook dat een serieus deel van de fietstoeristen de top ook nooit zal halen. Ze zagen er totaal afgepeigerd uit, met de tien zwaarste kilometers nog voor de boeg. Vooral de laatste vijf moeten moordend zijn, door het desolate steenlandschap dat de Ventoux de bijnaam ‘kale berg’ opleverde. Boven konden we in alle richtingen eindeloos ver kijken, tot waar de heuvels en bergen overgingen in de horizon. We zagen zelfs de Alpen, ook al hing er een mystieke nevel in de lucht. Ik voelde me heel klein. Toeristisch of niet, wij vonden het de moeite waard. Al zou ik hier niet willen zijn in de zomer…
’s Avonds praatten we urenlang met de vriendin en haar geliefde. Zijn Provençaalse accent verstaan we intussen prima, we vinden het zelfs mooi. Het zijn gelijkgestemden, same tribe. Ze floreren aan de rand van het ons zo bekende systeem, hebben meer natuurkennis dan ik ooit hoop te verzamelen en komen prima toe met wat er is. Ze hebben tijd, ruimte en vertrouwen in het leven. Ook al hebben we elkaar al lang niet meer of zelfs nog nooit gesproken, toch voelt het alsof we elkaar goed kennen. Hen bezoeken gaf me energie en inspiratie, hoop en vertrouwen. We moesten hier passeren voor we verdergingen. Natural Mystic.
PS: Tussen alle bezoekjes, gesprekken en wandelingen door is Jannick er ook nog eens in geslaagd om de ventilator van de motor van onze oldtimer aan de praat te krijgen. We weten intussen dat hij nog niet gewerkt heeft sinds ons vertrek, en dat het dus alleen maar beter kan gaan. Lang leve de-man-die-zo-goed-als-alles-kan! Op naar het zuiden!
Foto bovenaan: Gorges de la Nesque, vanuit de hoogte.
Nice one ! Klinkt bekend, ik heb daar vele zomers doorgebracht, we hadden een familiehuisje naast Bedoin maar na 45 jaar hebben we het deze winter verkocht.. aan iemand van mijn schoonfamilie dus we gaan er nog van kunnen genieten.
De gorges de la Nesque zijn indrukwekkend maar als jullie nog in de buurt zijn mogen jullie ook de gorges du Verdon eens checken, nog ongeloofelijker..
Take care en geniet er nog allemaal van 🙂
Oli
Oh, leuk om te weten!
De Gorges du Verdon zijn er niet meer van gekomen.
Bedankt en tot binnenkort! 😉