Daar stond ik dan; appels te plukken in een vallei in Portugal, omringd door tien Portugezen tussen de twintig en zesenzeventig jaar. De laatste zonnestralen zorgden voor langgerekte schaduwen en het laatste beetje warmte van de dag. Hoeveel emmers we al gevuld hadden, viel niet bij te houden. Iemand vroeg of we ook appels hadden in België. Een van de mannen maakte een grapje. Ik liep met uitpuilende emmers rode appels de helling op. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
Intussen kennen we onze buren al een stuk beter. Ze zijn eindeloos vrijgevig en behulpzaam, bezorgen ons brood en groenten, kiwi’s en citroenen, gebak en pompoenen. Altijd staan ze klaar met wat we nodig hebben en heel welkom advies. We kregen al twee heerlijke maaltijden voorgeschoteld, maken grapjes, praten over het plattelandsleven, maar ook over wat er speelt in de wereld, en hoe dingen verschillend of net hetzelfde zijn in Portugal en België. Toen ze me vroegen of ik een namiddag mee appels wilde plukken met hen, was mijn keuze dus snel gemaakt. Appels en peren is waar ze van leven.
Iets voor het afgesproken uur klopte ik op de deur bij de boerderij hoger op de heuvel. Ze riepen me met veel enthousiasme binnen: Natácha! Twee zonen en een bevriende jongeman zaten nog aan tafel, waar vers brood stond, hun eigen olijven en (zelf)geroosterde pompoenpitten en noten. Op de achtergrond het nationale middagnieuws, waar ze commentaar op gaven. Af en toe een vraag of uitleg voor mij. Alsof ik daar elke week aan tafel zat.
Tien minuten later kroop onze buurvrouw achter het stuur van haar pick-up, ik op de achterbank en de mannen achterin de open bak. Onderweg naar de boomgaard een paar kilometer verder pikten we nog een aantal mensen op en reden uiteindelijk over een hobbelig modderpaadje diep in de vallei. Ik werd snel aan iedereen voorgesteld en voor ik het wist waren we al begonnen. De buurvrouw duwde me een emmer met een haak in de handen, liet zien hoe ik die in de boom moest hangen en vertrok weer. Moeilijk is het natuurlijk niet, en toch voelde het als een hele eer en verantwoordelijkheid dat ik hun appels mee mocht plukken.
Het zijn de laatste soorten die nu pas van de bomen gehaald worden. De tweede oogst van dezelfde boomgaard. Van beneden naar boven plukten we systematisch de bomenrijen leeg. Snel en kordaat, maar ook voorzichtig en met zorg, vulden we ontelbare emmers met rijpe vruchten. ‘Mais um balde!’ riepen sommigen als ze een nieuwe emmer nodig hadden. Ik zag het mee als mijn taak om hun volle exemplaren te ruilen voor lege. De ene na de andere werd voorzichtig uitgekapt in grote bakken. Ze werkten als een geoliede machine, waar ik tot mijn verbazing best goed in paste.
Ik genoot van het werk en het getater op de achtergrond waar ik maar af en toe iets van verstond. De klanken klinken me intussen wel vertrouwd in de oren, geregeld verstond ik een paar woorden of een zin, maar de essentie van de verhalen ontging me vaak. Ik verdween dus helemaal in mijn eigen wereldje, tussen de fruitbomen. Op een bepaald moment kwam ik zelfs in een meditatief ritme, net als sommige andere plukkers. Ieder met zijn of haar eigen beleving, maar toch verbonden. De herfstzon zakte steeds dieper. We bleven doorgaan tot de laatste vrucht geplukt was. Ondanks het taalverschil, voelde ik me helemaal deel van het geheel. Het gaf me onverwacht veel voldoening.
Zou ik er nog hetzelfde over schrijven als het dag in dag uit mijn realiteit zou zijn, vooral in de hete zomerzon, wanneer de meeste soorten geplukt worden? Ik denk het niet, weet het eigenlijk zeker, en kan alleen maar respect hebben voor mijn dorpsgenoten. Zes van mijn collega’s waren zeventig of zelfs ouder. Ik vond het bewonderenswaardig dat ze op die leeftijd nog zo snel en hard werkten, maar tegelijk ook schrijnend. Vinden ze geen jonge mensen? Hebben ze het geld nodig? Of is het gewoon traditie? Ik durfde het (nog) niet te vragen.
Met een volle emmer appels liep ik bij zonsondergang over het steile weggetje van de buren naar huis, dieper de vallei in. Een gelukzalig gevoel stroomde door mijn lichaam. Bijna begon ik te huppelen. Thuis wachtten Jannick en Buju op mij met knuffels, lekker eten en een prachtig uitzicht. Toen ik op de stoel neerplofte, volgde er pure rust en tevredenheid, maar was ik me ook hyperbewust van de keuzes die we elke dag maken en trots op het pad dat we bewandelen. Niet altijd makkelijk, maar wel helemaal wat wij willen. Ons pad.
PS: met de grote hoeveelheden appels die we hier krijgen, proberen we zo creatief mogelijk te zijn: verse appelthee, appelmoes, pannenkoeken met appeltjes, salade met appels, havermout met appel (én rozijnen, zonnebloempitten, kaneel en gember: heerlijk.) Nog meer ideetjes zijn zeker welkom. 🙂
PS2: en dan te beseffen dat ik vroeger allergisch was aan appels!
Foto: de laatste bomen van de dag, toen de zon al onder de heuvel gezakt was.
Appelsoep heb ik ooit eens gemaakt. Als je wil zoek ik het recept voor je op.
Dat mag je altijd doorsturen! 🙂
Ja ! Kherinner me nog iets van die appel allergie!!!
En dat je er nu zo van kunt smullen!!!😁😁😁
Ja echt geweldig! 😀
Veel liefs!
Appelazijn, -jenever of -cider blijft lang goed?
Fijne groet!
Appelazijn hadden we ook al in gedachten. Werk van maken! 🙂
Warme groeten terug aan jou en je prachtige gezin!