Land van vlees, kloostergebak en zelf gesneden frieten

GASTBLOG

Zovelen die ervan dromen. Zovelen die erover praten. Zovelen die het verheerlijken. In een ander land van nul beginnen en een grotendeels zelfvoorzienend bestaan opbouwen. Dat dochter en schoonzoon daar nu in Portugal mee bezig zijn, kan een vaderhart alleen maar vervullen van trots en bewondering. En nog meer liefde natuurlijk, al was het maar omdat we elkaar veel minder in levenden lijve zien dan vroeger.

Bola de Berlim recheada com chocolate crocante, Fatia Red Velvet, Cheesecake Maracujá, Pastel de Nata, Tartelette de Amêndoa, Tartelette de Lima & Oreo…: we hebben ons in het befaamde Atelier do Doce een festijn van zoetigheden veroorloofd (en nog maar een fractie geproefd van het overweldigende aanbod taartjes, koekjes en ‘kloostergebakjes’ dat hier in grote hoeveelheden wordt verorberd en afgehaald). Ik twijfel thuis bij de bakker ook wel eens tussen een koffiekoek en een éclair maar in Portugal blijf je als zoetekauw eigenlijk beter weg van de pastelaria, en al helemaal van Atelier do Doce, waar de verleiding de meest onweerstaanbare vormen, kleuren en smaken aanneemt.

Tenzij je al die calorieën er ook weer af kunt werken natuurlijk, en dat doen veel mensen uit de omgeving ook, op hun boerderijen en landerijen. Als ik zie hoe energiek Natacha en Jannick iedere dag bezig zijn, in hun grote moestuin, op en rond het huis in opbouw, weet ik dat de lekkernijen in Atelier do Doce ook voor hen een welverdiende treat zijn, en zeker geen reden om zich zorgen te maken over hun lichaamsgewicht. Voor zover je bij de ranke Jannick al van gewicht kunt spreken, zo licht als een veer beweegt hij zich door het leven.

Maar ook hij is vandaag meer dan voldaan. Die laatste halve boule de Berlin met Ferrero Rocher laat hij aan mij. Te lekker om te laten liggen. En ik weet ook dat er een wandeling in het verschiet ligt, toch een kleine compensatie voor de overdaad aan suiker (dat maak ik mezelf toch graag wijs).

We rijden naar het nabijgelegen Parque de Merendas. Geen uitgestrekt natuurgebied, wel een populaire picknickspot (stenen barbecues met grillen inbegrepen), en wat verderop een wonderbaarlijk bos. Een oerbos bijna, zo oud lijken de kronkelige, knoestige, breed uitwaaiende bomen hier, ergens diep geworteld in de vallei, onder een ondoordringbare laag bladeren en struiken. Vooral de kurkbomen trekken de aandacht, vaak ontschorst (letterlijk ontkurkt) tot aan de eerste aftakking. Daarboven lijken ze plots duizend jaar ouder, met de gerimpelde, gekloven kurk nog intact.

In het midden van dat bos, aan een bronnetje met enkele stenen tafels (en een dito barbecue met gril), komen we zowaar Mafalda tegen, Natacha’s eerste Portugese vriendin. Hoe groot is de kans in dit grote gebied, waar we tot dusver nog niemand zijn tegengekomen? Mafalda, lange dreadlocks bij elkaar gebonden in een sjaal, wordt vergezeld door haar vriend en nog een bekende. De kleine hond Bonsai verbroedert met Buju, de immer goedgeluimde en onvermoeibare hond van Natacha en Jannick.

Er wordt tussendoor wat Engels gesproken maar opnieuw verbaas ik mij over het gemak en de snelheid waarmee mijn dochter zich de toch niet zo eenvoudige Portugese taal eigen maakt. Ik durf zeggen dat ze haar taalintelligentie deels van mij heeft geërfd maar ik heb sinds mijn twintigste nog amper een taal bijgeleerd. Een woordje Italiaans misschien, wat Spaans, en Jamaicaans patois, dat ook.

Een paar dagen geleden waren we te gast bij Cuca en Diamantino, het oudere koppel dat Natacha en Jannick in hun eerste Portugese maanden, op hun bijna braakliggende landje, zo liefdevol omarmd en geholpen heeft. Met een zak vol goede raad voor het boerenleven, de wijsheid van een echte mater familias en de hartelijkheid van een waarachtig gezin. Wat een zegen, dat ze precies daar geland zijn, als buren van een gulle familie die blij is dat de oude boerderij met het omringende land nieuw, jong leven wordt ingeblazen.

Als vegetariër is Natacha intussen wel het terugkerende onderwerp van een goedmoedige running gag. Ooit zal ze vlees eten, wordt er gelachen. In afwachting staat er voor haar altijd kaas op tafel maar wij, Marleen, Jannick en ik, hebben die middag lekker mee gesmuld van de kip die Cuca bereid had, en die ze de dag voordien nog zat te plukken in de patio. Cuca houdt van al haar dieren, geiten, schapen, varkens, kippen, maar steekt ze met evenveel liefde in de pot. De zwarte (lees oude, licht aangebrande) pot, benadrukt ze, niet die nog glanzende witte ketel. Verse, zelfgekweekte kruiden, uitjes en pepertjes erbij, en pruttelen maar. Ook de sla komt uit eigen tuin, en de frietjes zijn met de hand gesneden van eigen aardappels. Het smaakte mij allemaal minstens even goed als de verfijnde delicatessen die in de betere restaurants in de omgeving worden geserveerd.

En het gezelschap is natuurlijk onbetaalbaar. Vader Diamantino die smakelijk zit te eten, een van de zonen die als dessert meteen twee pakken koekjes op tafel zet (geen maaltijd zonder doce), en Cuca en Natacha die gezellig zitten te keuvelen. Ik versta er amper een woord van maar de sfeer is luchtig en familiair, alsof Jannick en Natacha hier al jaren wonen. Opnieuw voelt mijn vaderhart vervuld, dit keer van vertrouwen en geruststelling. Ik weet dat deze familie – er wonen nog vier zonen in de buurt – mijn familie nooit in de steek zal laten, en bijstaan als het nodig is. Mijn dochter en schoonzoon wonen niet in het midden van nergens. Ze zijn nu al opgenomen in de lokale gemeenschap.

Als flexitariërs (gemakzuchtige vegetariërs, zeg maar) hebben wij het in Portugal iets makkelijker dan Natacha. Eten wat de pot schaft, betekent in de kleinere eethuizen vooral veel vlees, vis of kip consumeren. In het plaatselijke restaurantje annex winkeltje O Pêras heb ik met Jannick gewoon een mixed grill gegeten, een grote schotel vol lappen runds- en varkensvlees. Dat was voor mij geleden van in Oostenrijk, bijna 50 jaar geleden. Natacha nam genoegen met de sla en de verse frieten. En de sopa de dia vooraf natuurlijk, in dit land bijna even standaard als het dessert en de koffie. Lekker hoor, dat gegrilde vlees, maar mijn maag gaf algauw aan dat het nu wel genoeg was. Daar zijn we niet meer op berekend, meneertje.

U begrijpt waarom ik de laatste avond in het fijne restaurantje in Alcobaça, het dichtst bijgelegen stadje, alleen nog maar wat hapjes en een salade tot mij kon nemen, en zelfs die kreeg ik niet helemaal op. Het leek alsof mijn gestel nog volop bezig was met de vertering van al die zoetigheden en vleesgerechten in de tien dagen daarvoor. Hoewel het natuurlijk ook een licht bezwaard gemoed kan geweest zijn, omdat we de volgende dag alweer moesten vertrekken.

We hebben ook nog op het nagenoeg verlaten strand van São Martinho do Porto gezeten, over een houten pad langs de kliffen van Foz do Arelho gelopen, andermaal de betoverende Buddha Eden Garden of Peace bezocht, een belabberde Francesinha gegeten in het tempelierstadje Tomar (de veggie variant van dit opeengestapelde gerecht zwom in de vleessaus), en aldaar ook met grote ogen het immense klooster aanschouwd.

Maar dat waren de toeristische dagen. We hebben ook vele uren doorgebracht op ‘het Landje’ van Natacha en Jannick, aan de intussen zo vertrouwde camper, en gepraat over de grote zichtbare vooruitgang die er sinds vorig jaar al geboekt is. We hebben wandelingen gemaakt door de aanpalende bossen en boomgaarden, tot groot plezier van Buju. En Marleen en ik logeerden bij Claudia, in haar heerlijke Quinta Ninho d’águia, op een steenworp van het Landje. Zalig uitzicht, prachtig ingericht, en betaalbaar. Ooit zullen we misschien in het huis van Jannick en Natacha kunnen logeren, maar tot dan is dit echt een droomplekje.

Wanneer Jannick ons die ochtend naar de luchthaven van Lissabon brengt, en ik nog helemaal emotioneel van het afscheid van Natacha mijn tranen zit te drogen, zien we plots Cuca lopen. Jannick vertraagt en groet haar. Ze kijkt door het raampje naar binnen en ziet mij nog lichtjes nasnikken. Ook zij krijgt nu tranen in de ogen, waardoor ik het weer niet kan houden. Ik mompel nog iets van ‘zeg tegen Cuca dat ik heel gelukkig ben ze mijn dochter onder de vleugels heeft genomen’, en Jannick vertaalt in het Portugees. De blik in haar fonkelende ogen gaat recht naar mijn hart.

‘Rij nu maar door,’ zeg ik. ‘Mooier kan het afscheid niet worden.’

Foto bovenaan: op het terras van het guesthouse waar we logeerden (Marleen)
Foto midden: Foz do Arelho (Marleen)