Te mooi om waar te zijn?

Iemand vroeg me waarom ik bijna enkel over de mooie, positieve en goede dingen in ons leven schreef. Mijn blogs leken soms ´te mooi om waar te zijn´. Zelf viel ik uit de lucht. Beschreef ik dan te weinig het echte leven? Was er geen plaats voor de dingen die minder goed gingen? Het laatste wat ik wilde, is dat het leek alsof ik de waarheid verstopte. Ik ben gewoon iemand die focust op het goede. Voor het mindere lijkt er weinig plaats te zijn in mijn brein. Zodra dat voorbij is, verdwijnt het redelijk snel naar de achtergrond. Bij deze dan toch een blog waarin ik vervelende en moeilijkere dingen uit ons leven beschrijf. Want ja, die zijn er zeker ook.

Het leven op ons landje in Portugal romantiseren wil ik absoluut niet doen. Het is dan ook vaak verre van romantisch. Misschien denken sommigen dat we hier elke dag vakantie vieren, maar het omgekeerde is waar. We staan op om zeven uur en stoppen meestal pas twaalf uur later. Van ´s morgens tot ´s avonds zijn we bezig met maaien, wieden, snoeien, opruimen, hakken, planten, bouwen, renoveren, drinkwater halen en de camper vullen, putwater pompen en geven, wandelen met Buju, Portugees leren, materiaal zoeken en halen, oogst verwerken, koken en werken voor de uitgeverij om wat geld binnen te brengen.

Er ´moet´ weinig van bovenstaande dingen, maar als we vooruit willen en ooit de camper willen ruilen voor ons boerderijtje dan is er erg veel werk aan de winkel. Soms overweldigend veel. Geregeld hebben we ´s avonds amper fut om nog iets anders te doen dan op de bank te hangen met een boek, nog wat opzoekwerk te doen voor de komende projecten, een documentaire of film te kijken, een blog te schrijven of te videobellen met geliefden. Zij zijn oprecht het enige wat ik mis uit België en anders zou willen, maar dat kan natuurlijk niet. Als ik kon toveren zou ik ze allemaal naar hier brengen. Tot mijn grote geruststelling worden de warme banden eerder aangehaald dan verbroken. Met sommige vrienden en familie heb ik nu een betere band dan ooit tevoren.

Bleinen en schrammen

Dat vele en harde werken brengt lichamelijk wel wat ongemakken met zich mee. Zo hebben we heel vaak bleinen op onze handen van het repetitieve hakken, schuppen en wieden, of er zitten dikke doorns in van de monsterbramen die door onze stevige handschoenen prikken. Onze armen staan geregeld vol schrammen van stukken land op te ruimen die overwoekerd waren door prikkende planten. Naast die kleine wondjes gebeuren er soms ook iets grotere ongelukjes met diepere schrammen die we goed moeten verzorgen, of een pols of elleboog die pijn doet door lang dezelfde beweging te doen. Van grote problemen bleven we gespaard en dat mag hopelijk nog heel lang zo blijven.

De vele bleinen en schrammen vallen in het niets ten opzichte van de zware griep die ons in juli velde. Van het ene op het andere moment hadden we om de beurt en deels overlappend geen energie meer. Niks. Nul. Op zulke dagen wil je gewoon in een comfortabele zetel of bed liggen en uitzieken, maar dat kan niet bij ons. We hebben enkel ons kleine bedje en de banken in de camper. Bovendien loopt het leven op onze boerderij in wording gewoon door. Buju wordt heel vervelend zonder twee lange wandelingen per dag en de planten hebben water nodig. Even doorbijten dus, al voelden we ons nog zo miserabel. En toch voel ik me op de meeste dagen sterker dan ooit. Fysiek en mentaal. Mijn lichaam en geest kunnen veel meer aan dan ik vroeger dacht en dat brengt een topgevoel met zich mee.

Water

Het water geven aan de moestuin en bomen bleek deze zomer een van de grootste taken. Wekelijks pompen we zo´n tweeduizend liter uit onze put, waarvan trouwe lezers weten dat hij nog steeds vlot vult. We onderzoeken daarom zelfs of het mogelijk is het putwater drinkbaar te maken, als alternatief voor de peperdure aansluiting op het gemeentewater (14000€!). De pomp in de put hangen en de slang van vijftig meter uit- en oprollen klinkt banaal, maar het is een van de vele taken die wekelijks gebeuren. De jonge bomen water geven hoort daar ook bij. Dat is mijn taak op zaterdagnamiddag: drie uur en een half bomen water geven. Stiekem vind ik dat niet zo erg, want dan kan ik ze van dichtbij bekijken. Alleen het heen- en weer lopen met gieters valt soms tegen. Tegelijkertijd geef ik ook de borders en het perkje water, iets wat ik sinds mei ook op woensdagen doe. En het brengt op: alles groeit en bloeit.

Om de twee dagen geeft een van ons water aan de grote moestuin beneden en de kleinere boven, de aardbeien (nog steeds!) en de sla. Zo’n ‘irrigatiesessie’ duurt ongeveer anderhalf uur. De dag ertussen geven we de jongste planten en gezaaide bedden een extra portie water. Het bewateren duurt zo lang omdat onze tuinslangen aangesloten zijn aan opslagvaten waar enkel de weinige druk op zit die het korte stukje helling daar creëert. Het water komt er dus traag uit, en we hebben heel veel planten. Volgend jaar voorzien we een irrigatiepomp waardoor het veel vlotter zal gaan. We denken ook na over systemen voor de jonge bomen. Maar voorlopig is het dus allemaal met de hand, iets waar we niet altijd zin in hebben na een volle dag.

Tien graden minder

Soms geldt dat ook voor het wandelen met Buju: als je net zeshonderd liter in gieters gezeuld hebt, wil je meestal gewoon neerploffen of iets rustig doen. Wie onze border collie kent, weet dat hij nogal hevig kan zijn. We hebben niet altijd zin in zijn tomeloze energie. En toch valt het altijd beter mee en geniet ik van het spelen met onze gekke rebel, het gouden licht en het samenzijn in de natuur. Behalve op de dagen dat het bijna veertig graden was. Dat waren er gelukkig maar een stuk of vier. Na die dagen was ik vermoeider van allerlei kleine, rustige dingen doen in de schaduw dan van een volle dag hard werken in tien graden minder.

Mateloos respect voor de fruitplukkers die zelfs op de heetste momenten gewoon doorgingen. We spraken er dikwijls over dat we eerst verder in het binnenland wilden wonen en prijzen ons ontzettend gelukkig dat we voor deze regio kozen. Een uur naar het oosten was het vaak bijna tien graden warmer dan hier, en soms een week rond de veertig graden of meer. Hier was het bijna de hele zomer tussen de vijfentwintig en dertig. Hoed op, insmeren en gaan.

Winter in de camper

Ik kan eerlijk zeggen dat ik heel graag in de camper woon, zeker in de zomer. We leven vooral buiten, maar zitten ook graag gezellig in ons coconnetje. In de winter brengen we veel tijd door aan de tafel waar ik nu zit te schrijven, maar de ongerieflijkheid is dan ook iets groter. Het wordt koud in ons mini huisje. Zelfs als we de verwarming een tijdje aanzetten, koelt het ‘s nachts soms af tot enkele graden boven nul. Tijdens de koudste nachten slapen we met een muts op en met een warmwaterkruik onder ons heerlijk warme wollen deken en dons. ‘s Morgens zetten we meteen koffie en thee om op te warmen. En als het dan warmer was, kregen we geregeld serieuze buien over ons heen. Remember, de zondvloed? Je kunt je voorstellen dat handdoeken, kleding en schoenen drogen ook niet zo evident is als de vochtigheidsgraad zo hoog ligt.

Wat ik in het begin soms miste, maar intussen zo gewoon ben, is schijnbaar eindeloos (warm) water uit de kraan. Wij vinden het nu normaal om een fluitketel op te zetten en om wekelijks honderd liter drinkwater te halen in de buurt, de zware bidons met de kruiwagen meer dan vijftig meter verder te brengen en dan met een trechter alles overkappen in de watertank van de camper. Op regendagen in de winter kan dat echt iets zijn waar we tegenop zien. Een laatste minpuntje is de plaats om groenten uit de moestuin te verwerken. Er is gewoon geen ruimte voor grote hoeveelheden en onze ijskast is het kleinste formaat.

Einde van de klaagzang

Zondag is rustdag. Of toch de namiddag, die gunnen we onszelf, net als een sporadisch uitstapje. Als we dat niet doen, dan blijven we maar doorgaan. Op zich vinden we dat niet erg, maar we voelden dat onze lichamen en geesten het nodig hadden. We doen ontzettend graag wat we doen, maar er moet toch een balans blijven met pure ontspanning, los van het realiseren van onze dromen. Ik kan mateloos genieten van die zonnige zondagmiddagen op ons terrasje met een boek, verse meloen en onze favoriete muziek op de achtergrond. Of voor het huis van Cuca, voor haar huis onder het afdak van druiven en kiwi’s, sjouwelend over de moestuin, dieren en het weer. Vaak hebben we het gevoel dat we niet snel genoeg vorderen, maar dat is een les die we allebei al ons hele leven proberen te leren: geduld hebben en accepteren dat we niet alles tegelijk kunnen doen. Die vrije zondagnamiddagen en enkele uitstapjes gaan het verschil niet maken, in tegendeel, ze geven ons net nieuwe energie en brengen rust.

Mijn klaagzang is voorbij. De ongemakken die ik hierboven beschreef, maken maar een klein onderdeel uit van mijn bestaan, omdat ik er weinig aandacht aan geef en focus op wat allemaal wel goed gaat, het overgrote deel van ons leven. Dat heb ik van papa meegekregen. En dat is dus ook wat automatisch naar boven komt als ik een blog schrijf. Vermoeidheid, irritaties en ergernissen maken snel plaats voor verwondering, tevredenheid en geluk. ‘Ze’ zeggen toch altijd dat wat je aandacht geeft groter wordt? Dat klopt. We weten allebei al langer dat we van nature geen klagers en zagers zijn, maar denkers, dromers en doeners. Dat kost ons geen moeite. Samen hebben we een doel en visie waar we helemaal achterstaan en voor gaan. Problemen lossen we op. Adapt and overcome. Niets is onoverkomelijk. Forward ever.

Foto bovenaan: dagelijkse wandeling in de vallei

Meer foto’s: @projectnaturalmystic