Varkensmest

Vrijdagavond, tien uur. We zijn aan het afwassen wanneer we het ruiken: een indringende zwavelgeur. Onze eerste reflex is dat Buju of Ziggy die produceerde, misschien heeft een van hen iets verkeerd gegeten? Maar nog geen halve minuut later beseffen we dat het van buiten komt. Wat is er aan de hand?!

Jannick gaat in de miezerregen met een zaklamp op onderzoek uit en volgt zijn neus naar de kleine boerderij naast ons terrein. De vader en zoon waarvan die is, wonen daar niet, maar houden er enkele tientallen varkens en een grote boomgaard met peren. En dan ziet hij het: een diepe greppel loopt van hun erf recht naar beneden tot aan de rivier. De stank is bijna onhoudbaar. Met een rotvaart stroomt er een zwarte dikke vloeistof door: varkensmest. Rechtstreeks van hun met duizenden liters gevulde put in het door de regen best snel stromende riviertje en zo verder door de ons intussen zo geliefde vallei. (Magere troost in het geheel: ze zitten stroomafwaarts van ons landje, wij hebben er dus niet rechtstreeks ‘last’ van.) Uit artikels, boeken en documentaires weten we wel al lang hoe nefast dat is voor de natuur en haar bewoners. Onze teleurstelling is dan ook erg groot. Waarom toch?!

Gedegouteerd en boos loopt Jannick naar de boerderij om te eisen dat de zoon onmiddellijk stopt. In tegenstelling tot het andere contact dat we met hem hadden, is hij deze keer totaal onaanspreekbaar. Nu is het niet altijd makkelijk met hem te praten. We vermoeden dat hij het syndroom van Gilles de la Tourette heeft en misschien nog een andere aandoening. De rest van de buren noemen hem niet voor niets gek en laten hem links liggen. Hij ziet wel dat Jannick het meent, dus zet de pomp af en haalt die uit de put. Terwijl hij daarmee bezig is, ziet Jannick nog meer dan tien kadavers van varkentjes liggen, in alle staten van ontbinding. Gruwelijk. Hij maakt er filmpjes en foto’s van en komt helemaal opgejaagd terug naar de camper. Daar zoeken we verbouwereerd op wat de wetgeving is en de gevolgen van overtredingen: het lozen is strikt verboden, dode dieren gewoon op het erf laten liggen natuurlijk ook. De boetes kunnen oplopen tot (tien)duizenden euro’s en zelfs het tijdelijk sluiten van de boerderij.

De volgende ochtend toetert de vader zoals elke dag vrolijk wanneer hij ons buiten aan het werk ziet. Jannick loopt er rustig naartoe, in de hoop dat hij wel aanspreekbaar is en dat een goed gesprek een verschil zal maken. De zoon heeft duidelijk nog niets gezegd over de aanvaring, want vader reageert luchtig met:
‘Oh ja, dat stinkt wel hé!’, en wil rustig verder rijden.
‘Die geur is nog de minste van onze zorgen, ‘zegt Jannick. ‘Jullie vervuilen de rivier en zijn een gevaar voor de gezondheid en de natuur hier.’
De houding van de vader verandert. Hij lacht niet meer en kijkt vooral verveeld voor hij verder rijdt.
‘Het is gedaan. We zoeken wel een oplossing.’
Later die dag toetert hij weer vrolijk voor hij naar huis gaat. Kan het zo simpel zijn?

Helaas niet.

Op dinsdagavond wandel ik rond een uur of zes door de gietende regen voorbij de boerderij. Opnieuw ruik ik de penetrante geur die enkele dagen geleden de camper vulde. Ik hoop stiekem dat het deze keer uit de stallen of van ergens anders komt, maar wanneer ik een klein half uur later onderaan hun terrein passeer, naast het riviertje, weet ik al van honderd meter ver dat hij weer hetzelfde aan het doen is. Meent die dat nu?! Serieus?! Ik hang Buju korter aan de leiband, probeer de misselijkmakende geur te negeren en stap zo snel mogelijk naar de plek waar hij weer in de rivier aan het lozen is. Hij denkt waarschijnlijk dat we niet buiten komen in het rotweer en het niet ruiken omdat de wind in de andere richting staat. Pech. Ik maak een filmpje en bel Jannick:
‘Hij was weer bezig! Ondanks zijn belofte en maar vier dagen later!’

We zijn boos, echt boos. Aangekomen op het erf roepen we de zoon bij naam, maar hij reageert niet. We horen hem rommelen in de stal, maar hij komt niet naar buiten. Jannick besluit dan maar om de pomp zelf af te zetten en loopt de stal binnen om hem te zoeken. Vloekend en met een gezicht op onweer komt de zoon uiteindelijk naar buiten, ziet dat de pomp afstaat en scheldt ons uit: ‘Caralho!’
‘Je weet goed genoeg dat het niet mag!’, zeg ik kordaat in mijn beste Portugees. ‘Dit moet stoppen, net als de dode varkentjes die verspreid liggen op jullie domein. Verboden, onhygiënisch en vuil!’
Hij negeert ons compleet, spoelt de pomp af, sluit de put en begint in allerijl de dichtstbijzijnde lijkjes op te ruimen. Waarnaartoe? Geen idee.

Totaal opgedraaid lopen we doorweekt terug naar de camper. Daar bel ik onze buurvrouw Cuca, die een paar dagen voordien al had gezegd dat we de GNR moesten bellen, de Guarda Nacional Republicana.
‘Is het weer zo ver?! Ongelooflijk! Het is nu echt tijd om de GNR te bellen!’
‘Maar wij schakelen niet zo graag de autoriteiten in; we willen liever praten.’
‘Er valt niet te praten met die mensen. Waarom denk je dat niemand nog de moeite doet om tegen hen te spreken? Bel gewoon de GNR.’
Ik sputter tegen. We willen niet bekend staan als ‘de buitenlanders die de politie bellen’. Ik begrijp wel ineens waarom de rest van ons gehucht geen goed woord over heeft voor die twee en hen negeert.
‘Dan bel ik hen zelf. Ik zal wel zeggen dat jullie beelden hebben.’
Voor ik het weet, is de verbinding verbroken. Ik voel meteen spanning opkomen: wat als vader en zoon dat een brug te ver vinden en hun frustraties afreageren op ons?

Tijdens het wachten zien we de zoon als een gek heen en weer rennen, waarschijnlijk om van alles te verstoppen. Het toppunt is dat hij zelfs een gezonde olijfboom doorzaagt, waarvan hij de kruin op de grootste berg kadavers laat vallen als poging om die te maskeren. Hij is daar nog steeds mee bezig wanneer het donker wordt en de GNR aangereden komt over het onverharde weggetje waar we wonen. Tegelijkertijd verschijnt ook Cuca’s oudste zoon, die een van de agenten kent en natuurlijk ook de vader en zoon die daar al hun hele leven varkens houden.
‘Ze respecteren me’, zegt hij bescheiden. ‘Ik ga ook met hen praten en zeggen dat het moet stoppen. Anders krijgen ze problemen met mij, en dat willen ze niet.’

In de wagen laat Jannick de filmpjes en foto’s zien.
‘Tja, dat lozen dat gebeurt jammer genoeg wel vaker hier in de buurt,’ zegt de ene agent, ‘maar die dode dieren? Dat is nog veel erger.’
Daarna rijden ze naar de boerderij en vijf minuten later zijn ze weer weg. De zoon heeft niet gereageerd en zij hebben geen toestemming om binnen te gaan. Ze zullen het dossier overdragen aan het speciale team dat zich bezighoudt met milieuverontreiniging. Later deze week zullen die (normaal gezien) langskomen om verdere vaststellingen te doen.

Opnieuw Cuca aan de lijn:
‘Ik zag dat de GNR hier net weer voorbijreed. Is alles oké? Hebben ze met hem gepraat?’
Ik leg uit wat er gebeurde en zeg eerlijk dat ik best bang ben voor mogelijke represailles.
‘Maar neeeeee, daar moet je toch niet bang voor zijn!’, reageert ze vriendelijk lachend. ‘Het zijn geen gewelddadige mensen die uit zijn op wraak. Gek, ja, dat wel, maar niet gevaarlijk of agressief. Je mag gerust zijn meisje, maak je geen zorgen.’
Ze laat even een stilte vallen voor ze verder gaat:
‘Kom anders nog even naar boven een hapje eten bij ons en samen ontspannen. Er is kabeljauw en vlees voor Jannick en voor jou zijn er olijven, twee soorten brood en verse kaas. De gepofte kastanjes komen net uit de oven.’

Daar hoef ik geen twee keer over na te denken. Het lijkt me een prima idee om even na te praten en tot rust te komen bij de buren die we intussen als familie zien. We zetten ons in de overvolle keuken, krijgen meteen eten en drinken aangereikt en praten de volgende twee uur over wat er net gebeurde, maar ook over het nieuws, religies en oorlogen, zaaien en plantgoed. We maken zelfs grapjes en struikelen over onze woorden om erop te reageren. Perfecte tegenwind voor de stresserende uren. Wanneer we later weer langs het weggetje naar beneden wandelen, voel ik me al een stuk lichter.

We hadden natuurlijk ook gewoon niets kunnen zeggen; doen alsof we het niet zagen en ervoor kiezen om te zwijgen. Dat zou misschien betere buren maken van ons in de ogen van vader en zoon, maar het zou ook hypocriet zijn en volledig ingaan tegen onze principes. Hoe kunnen we protesteren en petities tekenen tegen milieuverontreiniging, maar niets doen als het voor onze neuzen gebeurt? Ik vind het ontzettend spijtig dat de relatie met de twee mannen vanaf nu nooit meer hetzelfde zal zijn, maar we konden onze ogen niet sluiten. En nu maar hopen dat het bezoekje van de GNR iets opbrengt, of tenminste genoeg impact heeft zodat ze een alternatief zoeken. Het zal moeten, want wij zijn niet van plan om het zomaar te laten gebeuren.

PS: ook dit is natuurlijk een gevolg van dieren eten. Over heel de wereld zijn er problemen met het afvoeren van mest uit industriële kwekerijen, met alle (al dan niet bewuste) milieuvervuiling als gevolg. Als niemand het eet, moeten de dieren ook niet gekweekt worden.

Foto bovenaan: deze keer minder ‘mooi’ dan bij de andere blogs, maar het thema is dan ook niet zo ‘mooi’ en het zijn stills uit een filmpje. Links de greppel van het erf naar beneden, rechts waar hij uitkomt in het riviertje, net voorbij ons landje.