Muito fácil

GASTBLOG

Het moet van de jaren 1970 in Oostenrijk geleden zijn dat ik nog zoveel regen zag op vakantie. Maar voor de Portugezen was het een zegen, en dus ook voor mijn geliefde dochter en schoonzoon.

De eerste dag lagen de tuinen en velden er nog overwegend bruin en mistroostig bij. Toen we twee weken later naar huis vertrokken, zagen we alleen maar vele tinten hoopvol groen, het landschap gezegend en verzadigd door de vele regen van de voorbije dagen. Vanop ons terras hadden we de buien zien komen en gaan, soms ragfijne motregen, maar even goed stromend uit de hemel. Koud werd het nooit, maar ik kan me voorstellen dat de gemiddelde vakantieganger, op zoek naar een laatste zomerse herfstweek, toch licht ontmoedigd zou raken. Ik was, heel eerlijk, blij voor Portugal, na de alweer verwoestende bosbranden en de soms verzengend droge zomer. En dus ook voor Natacha en Jannick, en hun kleine hof van Eden.

Vorige keer had ik daar al stekjes helpen klaarmaken, nu heb ik samen met Natacha stekjes van broccoli, bloemkool, boksoi en paksoi geplant. Stelt niks voor natuurlijk, gewoon aangeven eigenlijk, maar voor mij was het de eerste, zij het oppervlakkige kennismaking met de kunst van het groenten telen. En dat beviel me wel. Ik weet dat ik nooit zo hard zal werken als die twee jonge duizendpoten, maar kan me wel voorstellen dat ik in de toekomst een paar uur per dag in de tuin zou doorbrengen, de handen wroetend in de grond, water uit de put halen en sproeien, rijpe vruchten plukken… In Portugal, of toch in de streek waar de duizendpoten wonen, gebeurt dat allemaal twee, drie keer per jaar, met verschillende oogsten. Je bent eigenlijk nooit klaar met die hectare. En dan heb ik het nog niet over de dieren, de kippen en de eenden, later wellicht ook de geiten, waar je los van de zorg en het voederen uren naar kunt kijken. Ze leiden hun leventje met dezelfde ernst en doelgerichtheid als de meeste mensen, in hun eigen sociale bubbel, met hun eigen relaties en besognes. Heerlijk om te zien.

Minder vreedzaam is het noodzakelijke slachten van de dieren. Ik had in Andorra ooit al de slachting van een varken bijgewoond, en wist dat ik die aanblik kon verdragen. Dit keer ging het om een haan die het evenwicht verstoorde in het door zijn seksegenoot Shabba gedomineerde kippenhok. Veel mannetjes blijken hoe dan ook overbodig in de wereld van het gevogelte, dus kun je ze maar beter op tijd afmaken en verorberen.

Eerst ging Jannick de haan vangen, ik hielp om hem in te sluiten. Vervolgens pakte hij het fladderende dier vast bij de twee poten, waarna het al heel gauw tot rust kwam, doordat al het bloed in zijn lichaam naar beneden stroomde. Jannick hing de jonge haan ondersteboven vast en verzekerde mij dat die nu al haast niks meer voelde. De (in mijn ogen) angstige blikken van de haan vertelden mij een ander verhaal, maar ik twijfelde niet aan de kennis ter zake van mijn schoonzoon.

In een vloeiende beweging sneed Jannick de haan de keel over. Het bloed spoot eruit, het dier fladderde paniekerig. ‘En nu is het wachten tot al het bloed is weggelopen.’ Dat heeft uiteindelijk nog wel even geduurd, en de hele tijd zag ik die oogjes heen en weer flitsen. Help! Wat gebeurt hier? Waarom hang ik hier zo? Ik las het allemaal in die ogen, en er bleven wel meer lichaamsdelen bewegen, de hanenkam onder meer. De haan spartelde zelfs nog een paar keer stevig tegen, als wilde hij in extremis toch nog ontsnappen aan zijn lot. ‘Allemaal reflexen van de spieren,’ stelde Jannick mij gerust. Een paar minuten later sidderde er nog één keer een golf van verzet door het lijf, waarna dat zich eindelijk gewonnen gaf. De ogen knipperden en vielen dan definitief toe. Toen pas kon ik geloven dat de haan echt dood was en echt niks meer voelde. En toch is dit de meest diervriendelijke manier om een haan te slachten.

Vervolgens doopte Jannick het dier even in kokend water om het beter te kunnen pluimen. Hij haalde alle organen eruit, als een volleerde slachter, door minutieus ingesneden openingen. Het hartje en de lever heeft hij wat later gebakken en hebben we met z’n tweeën lekker opgesmuld. Jaren geleden dat ik nog orgaanvlees had gegeten, maar voor deze ervaring was het de gedroomde bekroning. Ik voelde mij zowaar heel even een echte man, dicht bij de natuur, ook al had ik daar zelf geen enkele verdienste aan.

Zo doordrongen van het leven voelde ik mij ook toen we in de buurt op wandel gingen. ‘Fácil’ meldde het tweetalige boekje van de toeristische dienst, ‘easy’. Dat viel enigszins tegen. Prachtige bosrijke omgeving, dat zeker, met eeuwenoude kurkeiken en pijnbomen en snel opschietende eucalyptussen, in het dal een klaterend riviertje. Maar ook een lang en steil stuk klimmen, en een pad overwoekerd door fanatiek doornige bramenstruiken. De roodgele wegaanduidingen waren op een bepaald moment nergens meer te bekennen, dus moesten we een heel stuk terug. Helemaal op het einde van de uitgestippelde wandeling stuurde Google Maps ons opnieuw door een stekelig bed van bramen naar het beginpunt. Ooit is daar misschien wel een pad geweest, maar de vraag is hoe Google Maps dat in hemelsnaam kan aanzien als een volwaardige weg?

Veel gezweet ook die dag, een van de weinige waarop de zon van ’s morgens tot ‘s avonds uitbundig scheen. Niet dat het voor de rest onophoudelijk regende. Wisselvallig met buien, dat was de teneur, hoewel de temperatuur nooit onder de twintig graden zakte, en bij het verschijnen van de zon telkens weer snel opklom naar een zalige vijfentwintig.

Ook voor onze tweede wandeling hadden we een volledig zonnige dag uitgekozen. Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen, dus dit keer kozen we voor een traject dat werd aangekondigd als ‘muito fácil’, ‘heel gemakkelijk’. Het profiel toonde wel een licht stijgende weg, maar dat kon geen probleem zijn. Driehonderd meter recht naar boven! Geen zigzaggend pad, zoals ze in de Alpen en de Pyreneeën vaak ontstaan zijn, maar dwars door het bos en daarna de bush, helemaal tot aan de windmolens op de eerste kam van de Serra de Candeeiros. Ja, ik heb gevloekt. Niet omdat ik het niet aan kon, wel omdat het pad achter elk heuveltje en verhoog opnieuw gewoon recht omhoog bleef gaan. ‘Muito fácil’, my ass. Ik verdenk de mensen die deze weg hebben uitgetekend ervan dat ze hem zelf nooit hebben afgelegd. Behalve dan de persoon die de rode en gele verfstrepen heeft aangebracht, die dit keer nergens ontbraken. Wel prachtige uitzichten natuurlijk, altijd maar breder en verder, een kleine troost bij het herhaalde uithijgen.

Toen ik zuchtend en krochtend het hoogste punt van de wandeling bereikte, stond daar gewoon een auto met een verliefd stelletje. Ze dachten waarschijnlijk hetzelfde als ik: moeten we nu zo ver komen om dan hier toch weer voorbijgangers, en in ons geval zelfs auto’s te zien? De wagen reed weg over de brede witte gravelweg die tot hier reikte, niet zo ver van de grote mijn waar wit gesteente wordt ontgonnen. Wat later passeerde op een hoger gelegen weg ook enkele zwaar geladen vrachtwagens. Ik vond het destijds in de Alpen al wat sneu, na een zware inspanning ergens bovenkomen en dan plots zien dat je er ook met de auto kunt geraken.

Amper een paar honderd meter verder op de gravelweg ging het pad opnieuw naar beneden, even steil en recht als de heenweg, hier bovendien bezaaid met lastig los gesteente. Ja, dat hadden we kunnen afleiden uit het profiel in het boekje, maar je verwacht toch dat ze de wandelaar enigszins zouden ontzien en de weg wat meer laten slingeren. Voor zo ver hier al veel wandelaars komen. Hoeveel moeite de toeristische diensten zich ook getroosten om Portugal te profileren als wandelparadijs, hoeveel trajecten ze ook uitstippelen, in deze regio blijft het aantal bezoekers heel beperkt. Wat op zich ook weer een heerlijke ervaring is natuurlijk. Het voelt alsof je de natuur hier helemaal voor  jezelf hebt, ware het niet dat er ‘gemakkelijke’ en ‘heel gemakkelijke’ wegen staan aangeduid. Die me op hun beurt toch weer het gevoel geven echt te leven, doordat ik ze als ouder wordende man toch nog de baas kan. Wandelen (klimmen!), slachten en tuinieren: is het denkbaar dat ik daarmee ooit mijn dagen zal vullen?

Foto bovenaan (Marleen) : Het regende niet altijd op ons terras.