Het is iets na zeven uur en aardedonker in ons huis. De thermometer geeft veertien graden aan in plaats van de drie die we gewend waren na een heldere vriesnacht in de camper. Ik knip een klein lichtje aan, aai Ziggy die achteraan het bed opgekruld ligt aan de voeten van Jannick en knuffel Buju, die nog slaperig in onze comfortabele stoel ligt. Stilletjes kleed ik me warm aan en vraag fluisterend aan Buju of hij mee wil. Wanneer we buitenkomen verschijnt de eerste fijne lijn goudgeel licht boven de heuvel, alsof een kunstenaar ze geschilderd heeft met een penseel. Ochtend op Terra do Rio.
Het bevroren gras knispert onder mijn voeten en Buju’s poten. We wandelen de nog uiterst stille wereld in. Alles en iedereen lijkt nog te slapen. Geen geritsel, geen vogeltjes, geen tractor in de vallei. Alleen wij. Of nee, ik hoor Shabba kraaien, en daarna een andere haan verderop. Buju en ik lopen voorbij de nog slapende katten van de buurman en duiken naar beneden, waar het nog kouder wordt. Ik trek mijn muts dieper over mijn oren en laat mijn ogen over het amper verlichte landschap glijden. De heuvel op naar het schattige huisje van de professora, waar geen sprake is van nachtvorst. En dan weer naar beneden, helemaal tot aan het riviertje, ingepakt door riet en bramen.
We volgen het stroompje. Buju mag intussen los en trippelt vrolijk tussen de peren- en olijfbomen. Hij kent dit pad en weet waar we heen gaan. Ik kijk naar boven en zie dat de zon de bovenkant van het steile veld bereikt heeft. De hemel kleurt van het donkerste blauw naar het felste. We stappen verder, door de betoverende boog die het begin van het bos aangeeft, ingesloten door kurkeiken en aardbeibomen. Voorbij de perengaard van Miguel draaien we naar links en maken we een scherpe bocht, gestaag naar boven. We stoppen op het plekje waar we dat elke ochtend doen, blik op het ongerepte bos, met daarboven de zon die net boven de heuvel uitkomt en betoverend mooie stralen door de bomen werpt. Ik rek me uit en ben dankbaar voor weer een oogverblindende dag.
Nog hoger. Naar het netjes onderhouden eucalyptusbos. De vogeltjes beginnen te ontwaken en zingen opgewekt hun unieke liederen. Overal zien we sporen van everzwijnen. Waar zouden die de nacht doorgebracht hebben? Wanneer we bovenaan het steile veld aankomen, overvalt de zon ons met de felste stralen en onverwacht veel warmte. Ik trek mijn sjaal wat losser en steek mijn muts in mijn zak. Enkel beneden in de vallei wachten de bevroren planten nog op de verlossing. We nemen het smalle paadje en dalen parallel aan het riviertje af, tot we weer op het weggetje komen.
Om acht uur stipt hoor ik de blauwe tractor naar beneden tuffen, zoals elke ochtend.‘Bom dia!’, groet de man ons vrolijk, de eeuwige sigaret tussen zijn lippen. We draaien weer af, steken het riviertje over en duiken in het struikgewas op de plek waarvan alleen wij lijken te weten dat er een mini paadje is. Waarschijnlijk zijn wij de enigen die het gebruiken. Buju volgt het uitgesleten spoor blindelings. Het onkruid tussen de verwaarloosde fruitbomen staat er tot aan mijn middel.
Ietwat vreemde geluiden doen onze oren spitsen. Lionel, de herder, begeleidt zijn schapen in een ons onbekende dierentaal naar beneden. We wuiven wanneer ik hem tussen het struikgewas zie staan. Buju en ik volgen het riviertje voorbij Cuca’s perengaard tot op ons eigen terrein, langs de nog bevroren wintermoestuin en het eendenverblijf, waar ik twee vrouwtjes op het hek zie zitten.
Dankbaar zie ik dat er al rook uit de schoorsteen komt. Jannick heeft de kachel aangestoken. Ik laat mijn natte laarzen aan de voordeur staan, droog Buju af en loop de woonkamer in. Het water voor thee en het koffiepotje staan al op de kachel. Ik snij een stukje van onze eigen citroen af en doe het in een beker om mijn favoriete ochtendrankje voor te bereiden: verse citroenthee. Kommetje granola met noten erbij en lekker warm bij de kachel zitten. Buju ligt er bijna tegen, blij dat hij zijn lange natte haren kan drogen.
Iets na negen uur bereikt de zon eindelijk ons landje. Gul laat ze haar warme stralen door de ramen schijnen, een voor een. Het licht is onvoorstelbaar mooi op de oude stapelstenen. Buiten zien we hoe de ijzel in enkele minuten verdwijnt. Niet veel later lijkt het onwaarschijnlijk dat het ooit gevroren heeft op die met zon overgoten plek. Jannick trekt zijn laarzen aan en gaat naar buiten. Ik positioneer me met mijn laptop aan de houten ronde tafel, zicht op de heuvel. Afhankelijk van de hoeveelheid werk zit ik daar een uur, of de hele voormiddag.
Laptop dicht voor de dag. De boerderij lonkt. Ik doe wat kleine huishoudelijke taakjes en ga naar buiten. Eerst naar de serre, waar de eerste tientallen fragiele tomaten- en slaplantjes de nacht gelukkig goed doorgekomen zijn. Ik sproei ze voorzichtig met water en neem dan een kijkje bij de stekken die Jannick genomen heeft van verschillende bloemen en kruiden op ons landje. Die zien er goed uit. Nog even voelen of de net geplante gember vochtig genoeg staat en dan de serre weer dicht. Nu de zon erop staat, is het er gemakkelijk vijfentwintig graden.
Op naar de vogels. Bij de eenden zie ik meteen dat er weer een rat in de val zit die we daar elke dag opnieuw neerplanten. Overal vinden we hun tunnels en gaten. Het lijkt een eindeloze strijd om ons pluimvee een plek zonder ongedierte te bieden, maar we geven niet op. Ik vul hun eten aan en neem de hangende drinkbak mee om uit te wassen en opnieuw te vullen aan het bronnetje, de overloop van onze waterput. Het poortje zet ik open. De rest van de dag mogen de eenden vrij van de wereld genieten.
Wanneer de kippen me zien aankomen, rennen ze meteen op me af. Ze weten dat ik ofwel iets lekkers bij heb, kool of paardenbloemen, of dat ik het poortje open zal zetten zodat ze vrij kunnen scharrelen, waar ze ook willen. Het wordt dat laatste. De vogels glippen zonder aarzelen langs me heen en beginnen meteen in de grond voor hun hek te schrapen en pikken. Later op de dag zullen ze overal opduiken. Ik vul hun etensbak, check of ze nog water hebben en raap voorzichtig de vier eitjes die we vandaag van hen krijgen.
Afhankelijk van hoe laat het is, begin ik met een klus of taak die op ons lijstje staat, ga ik wieden of dek ik de tafel voor de lunch. Met de ramen open genieten we van verse soep met brood van buurvrouw Cuca. Eindeloos pratend en fantaserend over wat me allemaal moeten, willen en kunnen doen op ons landje, in het huis of met de andere gebouwtjes. Buju kijkt me vragend aan. Is het al tijd om te trainen en te wandelen? Ja jongen, we zijn weg, de zon in en onder de bomen.
Foto bovenaan: Terra do Rio om 7u30
Was er net bij.
Zo mooi geschreven !
Zalig. Gewoon genieten van het leven doe zo voort.