‘Er is vogelgriep in de buurt van Caldas’, zo begon het bericht van onze vriend. Ik zuchtte diep. Twee weken geleden hadden ze al een uitbraak vastgesteld in Sintra, een uurtje bij ons vandaan, in een bedrijf met meer dan vijftigduizend (!) kippen. Vervloekte megakwekerijen. Onze vogels mogen bijna elke dag vrij op ons land, scharrelend tussen de bomen en het onkruid, terwijl ze zelf bepalen welke beestjes ze opschrokken. Maar nu (even) niet meer, want we moeten ze binnenhouden.
We zijn onze boerderij aan het opbouwen op een manier die zo weinig mogelijk schade toebrengt aan het milieu en het klimaat, waarin de dieren een zo vrij en aangenaam mogelijk leven leiden. De kippen en eenden hebben een ren, maar daar moeten ze in principe enkel de nacht doorbrengen. Overdag lopen ze vrij over ons land, krabben de kleigrond open en eten massa’s slakken, vliegen, teken en andere insecten. En soms de broccoli waar ze eigenlijk af moeten blijven. Intussen bemesten ze volop het land.
In de eerste plaats houden we onze vogels voor hun eieren, maar het is onvermijdelijk dat er uit een nest eieren ook mannetjes geboren worden. Helaas is er weinig ‘nut’ voor hen op de boerderij, dus brengen we hen groot en worden ze daarna geslacht. Hun vlees is zowat het enige dat Jannick nog eet. Buju kan enkele weken per jaar van de rest leven, in plaats van brokken te eten die uit een vreselijke industrie komen.
De vogels vrij op het land zien lopen en vliegen, is iets wat me elke keer weer een glimlach bezorgt. Het geeft verrassend veel voldoening om de eenden allemaal achter elkaar naar het bronnetje te zien waggelen. Een deel van hen kan de vleugels uitslaan en doet met plezier dutjes op de muren van de ruïnes. De kippen komen druk kakelend voorbij en marcheren doelbewust naar de boomgaard. Tien minuten later kom ik ze tegen aan de bocht van het riviertje en even later weer bij de wintermoestuin. Ze gaan en staan waar ze willen, eten waar ze nood aan en zin in hebben.
Tot nu. Want er is vogelgriep vastgesteld in Caldas da Rainha, de grotere stad richting de kust. Controleurs vonden het virus niet enkel in grote pluimveebedrijven, waar het ontstond, maar ook bij thuiskwekers zoals wij, en zelfs bij de trotse pauw in het gemeentepark. Hoewel ik bij de buren weinig veranderingen zie, vraagt de overheid om pluimvee binnen te houden en het contact met wilde vogels te beperken. Dat gaan we dus doen. Netten halen en hen binnenhouden, ook al breekt mijn hart als ik eraan denk om hen na zo lang van hun vrijheid te beroven.
Hoe goed en anders we het ook proberen te doen, toch worden we nog steeds steenhard geconfronteerd met wat de ‘norm’ is. De klimaatcrisis zal ons even hard raken als zij die hem veroorzaken. De vogelgriep kan net zo snel onze vogels doden als die van de massakwekerijen. We weten allemaal hoe pandemieën kunnen ontstaan. Dat voelt soms als een slag in ons gezicht. Het zijn mensen die ervoor kiezen om de aarde uit te blijven putten tot er niets meer is. Het zijn mensen die zoveel vlees en zuivel eten dat dieren in de meest verschrikkelijke omstandigheden leven, met tien- of honderdduizenden samen in ongezonde smerige kweekfabrieken. Vroeg of laat betalen we daar allemaal de prijs voor.
Foto bovenaan: eenden, Ziggy, kippen, onderaan ons landje